De pater blaast
de vlammen hoog.
Alle mannen ontwaken
onder zijn vaste adem.
De oudste jongen
trekt zijn bek open
en hij is gezien.
Nauwelijks waarneembare coulissen
verraden de zachtheid
van buutvrij,
het opgelucht ademhalen
tegen een muur,
een omgevallen boom.
Who let the dogs out? Who! Who! Who?!
Grondig bevroren
in de achterlijke tuin;
de kruin van dagelijks
leven onophoudelijk
in puin.