De dichter Adriaan Jaeggi twee keer vluchtig ontmoet.
Voor iemand die twee koppen groter was
en een relatieve onbekende,
keek hij me beide keren
wonderbaarlijk geïnteresseerd aan.
In een walm van drukte en drank
wist hij zich, de tweede keer,
uit het niets een kort verhaal
te herinneren, jaren daarvoor
ter beoordeling door mij ingeleverd.
Zijn ogen glommen. Hij kende de pointe nog,
en de sleutelzin. Lachte breeduit.
Hij straalde met zijn lengte en zijn ongefilterde aandacht
het soort adel uit waarvoor je desnoods bereid bent
het slagveld op te gaan.
Nu is hij dood.
Na twee vluchtige ontmoetingen weet ik zonder Adriaan Jaeggi
al een tijdje niet welk slagveld de moeite waard is
om mijn voeten op te wagen.
Reageer