ik loop door mijn hoofd
het is een stoffige archiefkast
met tientallen lades
gelabeld
haat
genade
dood
liefde
lust
schaamte
en zo strekt zich dat maar door
aan de horizon een trap
die ik afdaal tot een diepte
in rag gezwachteld zak ik
tot ik aankom in een kamer
een abominabel onderkomen
zonder deur of raam
waar een argeloos gestalte
zich vergrijpt aan mijn dossiers
ze verknipt en van de resten
een machine fabriceert
zich er in nestelt en het brein
centrifugeert tot een mobiel
een projectiel met scherpe punten
één voor ieder stukje leed
de voeding is het bloed onttrokken
uit een afgezwakte geest
de klanken van het woord de olie
waarop de machine beeft
om zijn assen wentelend
kweekt het een mankement
en ik verbaster het omdat
ik de bewegingen herken
het apparaat raast als een wapen
punten maken guillotines
die zich vastzetten in organen
aldaar een martelgang beramen
maar
ik voel alleen het woord
de scherven van de letters
die mij doorboren met de
zoete kwelling
in
jouw naam
Reageer