telefoontje – hans van willigenburg

Vanaf het moment dat hij de telefoon opnam
en het tot hem doordrong wie hij aan de lijn had,
was hij bang dat die ene vraag zou komen,
en hij kwam inderdaad, snel en gevoelloos,
en hij zuchtte,
en hij wilde de telefoon dwars door het raam gooien
omdat hij zich niet had vergist
en hij dat in dit geval zo ontzettend graag had gewild;
en het leek wel of de vraag zijn gespierde arm uitstak
en zich, met een harige vuist, ongevraagd
zijn mond in werkte en zich vervolgens
dieper en dieper een weg baande
via zijn slokdarm
naar de gevoeligste plekken
van zijn maagwand,
die schurend samentrok
van de geestestoestand achter de vraag,
van de personen achter de geestestoestand achter de vraag,
van de stem waarmee de vraag gesteld werd,
van de zwetende muren die zo’n vraag helpen uit iemand te wringen,
en hij zuchtte opnieuw,
en in de daarop volgende stilte kreeg hij te horen
wat hij was, wie hij was, waarom het zo zou blijven
en hij wat hij ook zou doen geen ziel meer zou kunnen verleiden
een greintje sympathie voor hem op te brengen,
en hij hoorde de stem naar nieuwe adem happen,
en hij vroeg zich af wat er na dit alles
nog meer zou kunnen komen,
welnu,

een verzoek eens gezellig langs te komen: ‘De wijn staat koud!’

Laat een antwoord achter aan Diana Hoogenraad Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Recente bijdragen

Recente reacties

Cookies?
Cookies = OK