Resultaten voor het trefwoord zoon

voorstelling van een portret – jessica bakker

Deze voorstelling is een portret van een snoeshaan
Een man die ik herken
maar toch, weer vergeten
Klein
van zijn stuk zit hij verstopt
achter zijn snaren
Hij beroert ze zacht en mij
laat hij achter met open jas en ongekamd

Het was vroeger, hij zong
te vroeg
leed zijn leven
en dronk zijn ruggengraat waterpas

In een krant stond zijn dood geschreven
Hij viel eindelijk samen
Met een schaduw in zijn schoen verzon hij mij
met een zoon en man en het rode fietsje in de gang

verschil moet er zijn – pallas van huizen

Betreft: Afwijkende denkwijze wat betreft de acceptatie van homoseksualiteit ten opzichte van hoe er over geschreven wordt in de Thora, Bijbel en Koran

Arme mensen,

Ongelovigen zullen mij geloven,
gelovigen zullen mij niet geloven,
seks en intimiteit is natuurlijk privé,
ook als je heteroseksueel bent
tolerantie dwing je niet af,
maar het lot,
daar waar we allemaal zo bang zijn voor het oordeel
bang voor liefde die je niet kent
diepgewortelde haat tegen alles wat anders is
omdat je denkt
dit kan echt niet
maar laat me u dit vragen:
wat is er mis met mensen die van elkaar houden?
elkaars hand vast willen houden?
ook al zijn ze van hetzelfde geslacht?
wat is er mis met mensen die elkaar willen zoenen?
ook al is het niet wat je verwacht?
Sodom en Gomorrah, Europa en Amerika?
Het prediken van haat, zelfs tegen homo’s
is louter kwaad
laat elkaar in zijn of haar waarde
en laat elkaar gewoon eigen keuzes maken.­
Het maakt helemaal niets uit wie of wat je bent
als je maar jezelf kan zijn
vooral thuis en in het openbaar
waar iedereen je kent.­

***­ Gedicht, gids naar aanleiding van wat ik op wikipedia las over profeet ‘Lut’

Lut

Lut (lees: Loet) (Arabisch: ) is in de islam een profeet en boodschapper die door God werd gezonden naar de bevolking van Sodom.­ Lut is één van de profeten wiens naam in de Koran voorkomt.­ Hij is in het jodendom en christendom bekend als Lot.­

De profeet Lut is volgens de islamitische traditie de zoon van Haran, de broer van de boodschapper ibrahim.­ Nadat Lut samen met Ibrahim uit het land van Nemrut naar Damascus emigreerde, werd hij door God voor de bevolking van Sodom als profeet gezonden.­ Hij verkondigde aan de mensen daar het geloof van de boodschapper Ibrahim.­ De bevolking van Sodom was ver verwijderd van geloof en moraliteit en de mannelijke bevolking pleegde openlijk homoseksualiteit.­ De Koran maakt duidelijk dat Lut de bevolking meerdere malen opriep om naar de geboden van God te leven en een einde te maken aan homoseksuele handelingen.­ Hij werd hierop bedreigd met ballingschap uit Sodom.­ Hierdoor verdienden zij de toorn van God.­ Gods boodschappers Gabriël, Michaël en Uriël kwamen in de gedaante van drie jonge mannen naar Ibrahim toe en deelden hem het nieuws mee dat zij de bevolking van Sodom zouden gaan vernietigen, maar dat zij Lut en de gelovigen zouden redden.­ Ook verkondigden zij aan hem de geboorte van zijn tweede zoon, die Ishaq zou gaan heten.­ Nadat de engelen Ibrahim hierna hadden verlaten kwamen zij naar Lut.­ Toen de bevolking hiervan wist, kwamen zij naar het huis van Lut en vroegen aan hem om de drie jonge mannen aan hen over te leveren.­ Nadat de drie jonge mannen de machteloosheid van Lut tegenover de bevolking waarnamen, maakten zij hem duidelijk dat zij Gods engelen waren en dat hij zich niet over zichzelf zorgen hoefde te maken omdat zijn volk hem niks kon doen en de volgende ochtend vernietigd zou worden, waaronder zijn ongelovige vrouw.­ De volgende ochtend werd de bevolking van Sodom samen met de stad volledig vernietigd.­ De stad werd op zijn kop gezet en werd vanuit de hemel bestookt met stenen.­

Na de vernietiging van zijn volk werd Lut samen met zijn volgelingen door God naar de Hidjaz gestuurd.­ Tot zijn dood zou hij daar blijven.­

Volgens een Hadith zou Mohammed hebben gezegd: Na mijn heengaan ben ik het meest bang dat mijn gemeenschap datgene (homoseksualiteit) zou gaan doen, hetgeen de bevolking van Sodom heeft gedaan.­

NB.­ In het verhaal wat ik van Lut ken, zegt Lut tegen de bovennatuurlijke mensen (Zeus, Hera, Apollo, Artemis, Dionysus, Pallas Athene etc..­) die denken dat ze de goden zijn, dat zij geen goden zijn en dat er maar 1 god is, in principe wat alle profeten zeggen dus en wat ik ook zo ervaar, het verhaal vertelt dat die bovennatuurlijke mensen allemaal in een kasteel op een berg zaten en dat zij en dat kasteel na een oorlog met Lut vernietigd zijn door god.­ Wat volgens de vertelling het bewijs zou moeten zijn dat er maar 1 god is.­ Een heel ander verhaal dus dan wat er op Wikipedia geschreven staat.

ik ken de zoon van een heilige – delphine lecompte

Ik ken de zoon van een heilige die is gestikt in de vacature van een vuurtorenwachter
Dichter zal ik bij een heilige niet geraken
De zoon van de heilige is noch vroom noch vuurtorenwachter
Hij is gewoon een necrofiele tegelzetter
Hij was nog maar vijf jaar toen zijn vader is gestikt.

Hij was toen nog geen tegelzetter, maar hij had wel al necrofiele neigingen
Na de dood van zijn vader is zijn moeder hertrouwd met een doffe pantoffelmaker
Hier kom ik op de proppen: ik was de minderjarige minnares van de pantoffelmaker
Bij mij was hij nooit dof, wel integendeel
Toen de necrofiele bijna-tegelzetter een kapotte eierkoker wilde dumpen
In het tuinhuisje trof hij ons aan in een onzinnige verstrengeling op de vloer.

De zoon van wijlen de vader krijste: ‘Als dit seks voorstelt, dan nee, nooit!!’
Ik beet terug: ‘Het ziet er lelijk uit, maar het loont de moeite.’
Maar ik geloofde mijzelf toen al niet
Sindsdien zijn we bevriend, de necrofiele tegelzetter heeft alles doorverteld
Aan zijn moeder, aan de mijne, aan zijn huidarts, aan de mijne,
En aan de naargeestige vuurtorenwachter, de vuurtorenwachter van de vacature.

Ik ken de zoon van een heilige die is gestikt in de vacature van een vuurtorenwachter
Dichter zal ik bij een vuurtoren niet geraken
Ik ben noch necrofiel noch tegelzetter
Wanneer ik ’s nachts de bloemetjes buitenzet vergeet ik niet te bloeden
Overdag verveel ik mij soms stierlijk, dan bel ik aan
Bij de necrofiele tegelzetter, hij opent de deur, hij zegt:
‘Kom binnen, kom binnen! Zo lief dat je drie marmotten hebt meegebracht.’

een vrouw in de droge voeding – delphine lecompte

Een vrouw in de droge voeding zegt tegen haar moeder:
‘Gisteren heeft de teckel mijn lievelingsdeken verscheurd!
Je weet wel; dat deken waarop Jezus vastbesloten is
Om water te veranderen in wijn op het eind van een suffe bruiloft…’
‘Een bruiloft is nooit suf. Suf is het verkeerde adjectief.’ Zegt de moeder streng.

De moeder heeft gelijk
Ook mijn moeder had nog geen 120 minuten geleden gelijk
Ook mijn deken werd gisteren verscheurd door een hond
Maar er stond geen Bijbels tafereel op afgebeeld;
Slechts een heidense sloot vol omineuze kikkers.

‘Een sloot is nooit heidens.’ Zei mijn moeder streng
Wat zie ik haar graag sinds ik een hond heb
Ik streel een liggend pak rijst en bel haar op
‘Waar ben je? Ben je gewond?’ Wil mijn moeder weten
Ik stel haar gerust; ‘Ik doe ongewond boodschappen voor een blinde tegelzetter.’

Wat ben ik christelijk sinds ik een jachthond heb
Vroeger zou ik het wisselgeld in mijn zak hebben gestoken
Vroeger zou ik de blinde tegelzetter nooit hebben aangesproken
‘Als je van jezelf zegt dat je christelijk bent dan doe je alles teniet’
Zegt een vader bars tegen zijn enige zoon in de zuivelafdeling.

De vader heeft ongelijk; het is niet nodig om zo bars te zijn
Ik hoop dat hij vanavond stikt in het voorlaatste appelpartje
Van de afgeprijsde yoghurtpot die hij in zijn knuist knelt
En ik hoop dat zijn enige zoon het laatste appelpartje niet als een relikwie bewaart.

Mijn moeder vraagt: ‘Lukt het met de hond?
Als het niet lukt dan zal het je zoveelste fiasco met een zoogdier zijn..’
Wat is het gemakkelijk om de verbinding te verbreken.

in een supermarkt met een toepasselijke sjaal – delphine lecompte

Het kind aan mijn hand is volstrekt heilig
En daarom draagt hij een dode Tasmaanse duivel rond zijn nek
Hij krijgt alles waar hij naar wijst: rijst, meloenen, forel
‘Waarom moet je zulke gezonde keuzes maken?!’ vraag ik vreselijk geërgerd
Misschien geef ik hem zelfs een oorvijg, of een kneep in zijn schouderbladvlees.

Maar het kind is niet van streek, hij vergeeft mij voor de 1031ste keer.
En nu wijst hij naar de chocolade om mij te paaien
Ik kan wel huilen met de pet van de uitvaartverzekering van mijn moeders endocrinoloog op
Op de pet dansen twee schapen vermomd als Friese zeepzieders een houterige wals
Hoe zou je zelf walsen als je schaap was, en vermomd bovendien!

De kassier vraagt aan mijn ontvoerde jongetje hoe hij heet
Hij zegt de waarheid
Buiten is het te heet om lang te verbroederen met de clochard
Die eergisteren mijn leven gered heeft
Toen ik dreigde gewurgd te worden door zijn equine lijmverslaafde collega.

In mijn huis weigert het jongetje in de zetel te zitten
Dus zit ik alleen
En alle chocolade is voor mij
Maar ik proef niets want hij staart naar mij
Het kind kijkt mij beschuldigend aan zoals kinderen, otters en asielteckels daarin getraind zijn.

‘Ga weg.’ Zeg ik mat
Ik heb zelfs geen mat
De vloer is vuil, ik heb nooit een zoon gehad.

* – bennie spekken

moeder opent de klep
steekt haar handen
in de buik van de kast

zoon zinkt Stones
in zijn hoofd
sherry-o sherry-o baby

vader de grote
afwezige
laat zijn krant zakken

er staat een naakte kaarsenmaker op de snookertafel – delphine lecompte

Wat doet die blote kaarsenmaker op de snookertafel?
Niemand weet het, zelfs de jongste zoon van de taxidermist
Kan slechts gissen naar de beweegreden van zijn oom
Het lijkt van ver op plat exhibitionisme
Maar dan ken je de kaarsenmaker niet.

Ik ken de kaarsenmaker een klein beetje
Drie jaar geleden heb ik eens een kaars van hem gekocht
Een kaars in de vorm van een rammelaar
Tussen zijn oren ontsproot de wiek
Na vijf seances met Tolstoj was hij gesmolten.

De blote kaarsenmaker kerft in spiegelschrift
Een anagram van OLIELAMP in zijn buikhuid
Wanneer de psychiatrische beulen met visnetten arriveren
Probeert de jongste zoon van de taxidermist hen tegen te houden
Ze nemen hem ook mee, o wee.

Een week later mogen beiden bezoek ontvangen
Ik bezoek eerst de kaarsenmaker
Hij draagt een geruite pyjama
Die ruikt naar de vorige 100 gebruikers
99 van de 100 vorige pyjamagebruikers waren imkers.

Dat wist ik niet, het verrast mij
Dat imkers zo gemakkelijk ten prooi vallen schizoïde betrekkingswanen
Ik heb kersenbonbons, een houten nijlpaard, en ‘Oorlog en Vrede’ meegebracht
De kaarsenmaker is dankbaar
Omdat hij dankbaar is krijg ik een kus op mijn clitoris.

Daarna bezoek ik in dezelfde kamer met lege handen
De jongste zoon van de taxidermist, hij slaapt naakt
Ik streel zijn penis niet.

de strandjutter vindt een pink – delphine lecompte

De kaarsrechte strandjutter vindt een lelijke pink
Hij laat de pink links liggen
Even later vindt hij een poppenkastgeit
Wat een vondst
Zo’n geit zal zijn zieke dochter vast en zeker opvrolijken.

De strandjutter heeft het bij het verkeerde eind
Zijn dochter wordt nog somberder wanneer ze de horens ziet
Hij had de pink moeten oprapen
En de geit moeten negeren
Maar hoe in hemelsnaam negeer je een poppenkastgeit?!

De zieke dochter van de strandjutter zegt: ‘Ga terug naar de zee,
Waardeloze vader! Ga terug en zoek een pink om mij blij te maken.’
De kromme strandjutter gehoorzaamt zonder misbaar
Hij zoekt tot de zeesterren op Russische sleden gelijken
Hij valt in slaap en droomt van Russische zeesterren in koetsen.

Tijdens zijn droom wordt de strandjutter benaderd door zijn zoon
Zijn zoon is kwaadaardig genoeg om een mes bij zich te hebben
Zijn zoon is ook nog slecht genoeg om de pink van zijn vaders hand te kappen
Maar hij beheerst zich voorlopig
En schudt zijn vader ruw wakker.

De zonsopgang probeert zich te vermannen
De vermanning is geslaagd
Het belooft een hete dag te worden
De strandjutter vraagt aan zijn zoon: ‘Wil je mij helpen
Een pink te vinden? Je zus heeft een pink nodig voor haar genezing.’

De zoon van de strandjutter hakt de pink alsnog van zijn vaders hand
Iedereen is blij van de pijn
En de poppenkastgeit wordt verbrand met bombarie.

de zee of de zoo – delphine lecompte

Kop is de zee
Munt is de zoo
Mijn muze krijgt zijn zin
Het wordt de dierentuin
Nochtans was ik de gooier van het geldstuk.

In de dierentuin laat ik het geldstuk vallen
Op de gepantserde rug van een profeetoude krokodil
Ik geef de wens aan een verbrand kind met oerslechte ouders
Hij gebruikt de wens om zijn moeder te wurgen
En vraagt of ik nog een euro kan missen voor de zelfmoord van zijn vader.

Mijn tweede en laatste euro rolt van het gekartelde schild van een piepjong gordeldier
Toch pleegt de vader van het verbrande kind zelfmoord
Maar hij wacht tot zijn zoon in de goot ligt
Met kromme sonnetten over verlepte kustgoochelaars
Hij wacht tot zijn zoon doof en onvindbaar is.

Na de stenen tijdperkmonsters geef ik mijn muze eindelijk mijn handen
Hij kneedt heel voorzichtig mijn vereelte klauwtjes
Alsof ze onderkoelde vogeltjes zijn
Ik huil omdat zijn voorzichtigheid nooit aarzelend is
De grootste bizon geeuwt omdat het onweer hem verveelt.

We schuilen voor de regen in het nachtdierengebouw
De vleermuizen weigeren de duisternis te erkennen
En hangen weerbarstig als rouwvlaggen te dromen van rotsschilderingen
De goedgelovige nachtdieren lossen onze makke verwachtingen in
Maar ik wil nog steeds naar de nietsontziende zee.

blauwwit – elsje de wit

Vandaag rende de jongen weer
door mijn ijle gedachtegang.
De jongen met de blauwwitte vlieger
op een kapotgeschoten dakterras.

“Als je touw maar lang genoeg is”, roept hij
“dan kom je over de grens”.

Ik loop door het dal en
vervloek de bergketen,
waarachter een moeder tegen de wind
de naam spelt van een zoon
aan een blauwwitte vlieger.