Ze had de hele nacht geschemerd, haar man laten denken dat ze al sliep, ’s morgens bij de koffie was het stil alsof er een zwart-witfilm een halve minuut op pauze stond. Ze denkt dat hij het niet heeft begrepen, want toen hij de sleutels van de garage pakte legde hij gewoon zijn vuile boxershorts op de wasmachine alsof er niets gebeurd was, ze denkt zelfs dat hij niet weet dat het haar allemaal veel te veel wordt. Op het moment dat de voordeur terug in het slot valt staat ze direct op, loopt naar de wasmachine en smijt zijn boxershorts in de vuilcontainer in de achtertuin. Zo, vandaag even helemaal niks, geen man, geen slaap, geen televisie en al helemaal geen schone was, vandaag is alles lui en smerig. Hij komt er nog wel achter dat ze het echt niet leuk meer vindt, maar voor nu is hij naar z’n werk en staat zij te janken achter de ramen, het leven is zwaar kut soms, ja soms wel.
Resultaten voor het trefwoord z'n
ik ben neergedaald op een open plek
te midden van zwijgende stenen zuilen
het gewone lijkt daarmee bijzonder gek
en het lachen staat mij nader dan huilen
ik ben opgesloten in een bakstenen gedicht
om te rijpen in een kluis van jaargangen
totdat ik mij weer zelfverzekerd opricht
zonder weet van gemis of verlangen
ik ben omwonden met verstikkende rede
in verstijfde talen met codes en symbolen
alleen het allerbeste stelt mij tevreden
hetgeen ik luid laat horen, onverholen
ik ben verloren in een belofte van goud
mijn wereldbeeld is om z’n as gedraaid
alle blauwe dagen worden vanzelf oud
nu ik weet dat alles van stof verwaait
Je weet, ik ben niet het volgzaam kind
dat regenbogen tekent of poppetjes
die marcheren onder bewind. Anders dan jij
hecht ik geen waarde aan verzonnen vlinders
waarmee de ratio wordt weggeveegd.
Ik wil niet vastgeprikt in een glazen huis.
Geef mij maar aarde, dan maak ik vingers
vuil zoals het weerbarstig joch
dat maar wat aanmoddert en het gewicht
van regenwormen in z’n handen weegt.
Ik heb een heel deel, half deel, van mijn stem
teruggevonden, een luchtkoker waar oude en
nieuwe noten, tonen, klanken, zinnen, woorden,
melodieën door naar buiten stromen, een stuk
van mijn luchtpijp dat al die jaren afgeknepen
was, waar niets uit tevoorschijn mocht komen.
Horen jullie die hoge C terwijl ik dit schrijf?
Ik was er bijna! Wie had dat ooit gedacht?!
Nu kan ik niet meer stoppen met zingen en
herken ik mijzelf niet meer, of liever gezegd:
ik herken mijzelf na zo’n 32 jaar weer terug.
Er kriebelt zelfs een dikke giechel in mijn keel
die mij vertelt dat ik wel degelijk ooit een meisje
en alle dagen vrolijk ben geweest, en dat is een
zegen.
Dat wilde ik jullie even laten weten, intellectuele
broers, zusters, vadervrouwen van deze wereld
die nog steeds denken te kunnen beweren dat
één zinnetje van een uitermate luie donder
(René Descartes, ja. Dat luie sekreet, die in z’n
bed liggen ruftende, slome pijproker) ons bestaan
op aarde bepaalt. Wat Een Goeie Grap. Want
Verlichting, dat is een hoofd op sterk water.
Uiteraard ja.
Misschien dat we dan volgende keer van plaats
kunnen wisselen en jullie je als tweejarige laten
afranselen, vastbinden, uithongeren, betasten;
je op je vierde zo bruut laten verkrachten dat
niemand tegen je wil zeggen hoe erg dat voor
je is geweest; op je vijfde je vader chronisch
ziek zien worden; op je zevende te horen krijgen
dat papa’s ziekte nu ook in jullie lichaam huist
en op je achtste, met je knuffelbeesten en
kleurblok op schoot, aan de zijde van je vader’s
dialysestoel af kunnen vragen waar jullie, als
jullie later groot en ziek zijn, die twee dikke
naalden zullen laten plaatsen, in jullie dijbeen of
in jullie arm, want de huid op een vrouwenarm is
dun en als zo’n shunt te vaak geprikt wordt, kan
het voorkomen dat dialyse niet meer mogelijk is
omdat de naalden niet meer houden en als
nierpatiënt ben je zonder dialyse binnen een week
dood.
Misschien dat het vooruitzicht van aan een
machine gekluisterd; door een pompje en een
vezelachtige kunstnier in leven gehouden
worden jullie idee van plezier is. Jullie hadden
niet meer nodig dan jullie gedachten, toch?
Een lichaam, dat is maar iets vies. Daarom mag
je blijkbaar als volwassene zomaar een kind te
grazen nemen. Had ik maar niet met een mond,
een kut en een paar nieren geboren moeten
worden. Eigen schuld, dikke bult, zullen we maar
zeggen. Die ziekte heb ik overigens overboord
gegooid. Wie hem wil, mag hem hebben.
Mijn zegen heb je.
(tuinfeest Deventer 2002)
jij, in engelachtige verschijning voor de dichter des vaderlands
met in je sproetige meisjeshanden twee glazen bier
één voor jou en het andere voor mij, terwijl hij je opnam
en ik hem, zag z’n duimen draaien, twee handen op de rug
en dan Jean Pierre met z’n Indische kookvriendin, de wijn
of erger, z’n mobiele telefoon en de sms berichten die hij mij
liet lezen, geheime vriendinnetjes in de stad, ik herkende dat
maar voelde mijn dichtersziel ver verheven boven de zijne
‘Trek je d’r maar niets van aan’, schreef hij in Onmogelijk Geluk
jij, de dood nog in gedachten, uitlopers van tranen op je wang
kuste mij en ik dacht: ‘Dit is geluk Jean Pierre en de nacht
zal jouw ogen eerder sluiten dan de mijne.’
Omdat je weleens een neger hebt gezien
(mag ik neger zeggen, dames en heren?),
ben je nog geen Bijmer-expert.
Iemand noemde mij eens De Witte Negerin Van Amsterdam.
Geen idee waarom, want de rok die ik aanhad, kwam uit India.
Maar het is waar, als tienermeisje zat ik op metrostation Kraaiennest
(in die goeie, ouwe tijd) vol waardering te kijken naar al die kleurrijk
geklede vrouwen met hun klederdracht uit Ghana en Nigeria, met de
prachtigste tooien op hun hoofd, die met pronte borsten en trotse
schouders voorbij kwamen lopen, en dan dacht ik: Dat wil ik ook.
Zoals ik als vijfjarig meisje het allerliefste op de hele wereld een Zeeuwse
wilde zijn, met kanten kapjes en zilveren spiegels die de Zuid-Nederlandse
zon weerkaatsten, lonkend naar de golven van de Noordzee blonken, met
dikke billen in een mooie rok en dan met z’n allen dansen in een kring, met
z’n allen op klompen dansen en alleen nog lachen, alleen nog mooi zijn.
Die Zeeuwse was ik ook, want ik had een ring met een Zeeuws knopje dat
van het fijnste zilver gemaakt en alleen van mij was. Dat knopje ben ik
helaas al heel gauw kwijtgeraakt en ik weet eigenlijk niet waarom, want
ik kreeg het van mijn oma en niet om het meteen weer te verliezen.
weet je wat
een schok is
a) de dood
b) een medicijn
c) iets spiegisch
d) een onderdeel van een therapie
e) je bent geen uitzondering
f) iemand die z’n neus ophaalt
met jonge sla
g) dat men je kent
als eeuwige jonge sla
h) een verkeerde vertaling
van het engelse woord shock
i) komrij was je de baas
j) de idee tijd
k) geen beest te zijn geweest
l) dat men niet meer weet
van ploegen
m) je woonde zo dichtbij
er moet hier toch een bank staan,
ik herinner me hoe hij bestond
uit mens en gewoonte,
uit zoekende voeten
tegen een verlopen onderkant,
hoe voorbijzitters herkend werden aan
kuil en kruimel, soms vervloekt
vanwege hun morsige mond.
er moet hier een bank staan,
ik hoor hoe hij zuchtte,
toekomstige zinnen verstomde
door dringende geluidsgolven
uit iedere torn te persen,
zwijgen achteloos liet mee deinen.
er moet een bank staan,
ik weet hoe hij voelde,
z’n stoffige scheur
met hand doorwoelde.
er moet bank staan,
ik denk hoe.
Alsof er iets te ritselen valt
een laatste sierlijke flauwekrul
het wisselen van huid in plaats
de zon straal vergeten
stopt een godganse wereld
op het hoogtepunt van kijken
en wat er ook stijgt… een wonder is het niet
als ik ze zie vliegen
zuiver uit de lucht gegrepen
komt een gerucht op z’n best
mooi niet uit om van de rest
maar liever te zwijgen.
gisteren zag ik de groene ogen
van mijn moeder weer, nog altijd
onbewogen achter glas
dat elk moment kon barsten
ze rook naar gekookte was
het moet maandag zijn geweest
vader keek naar haar gezicht, strak
als de lijnen op het bleekveld
moeder zei dat hij op moest schieten
werk gaat voor, kom, was uitwringen
haar wijzende vinger blind gezien
greep hij de tang en draaide door
Recente reacties