(Een dicht’lijke vrijheid?)
vonk al fonkelend, vonk…
Vederlicht
wat een gewicht
een hemels pluisje
wervelend in zilveren licht.
…lucht in de wolk
lucht in de aarde
lucht in het water
water op de maan…
Zwemmen in de witblauwe zeeën van de maan,
op de maan
in lang vervlogen tijd
bewoog water
traag stromend, traag stromend
in de bedding van de tijd,
nu zwem ik hier
wit, blinkend
spatten de druppels om mij heen
uit het water op
en vliegen er trager
weer in terug.
Druppels, druppels, druppelen, druppels, druppels druppelen
langzaam binnen
in de droom
die ik nu ben
waarin ik donker lig te slapen
en word bewogen
door het trillen van vleugels
vleugels van bijen
zwartgeel, doorzichtig
druppelen deze bijen
door de mazen in het net van mijn droom.
Hun trillende vleugels
bewogen de lucht
bewogen het donker
bewogen de sluier
van druppels op mijn ziel
die er vol en rond
glanzend als honing
in het zonlicht
vanaf gleden.
De trilling der vleugels
verschoof de mimiek van mijn gedachte
het was niet zonder geloof
dat deze kleine geelzwarte engeltjes
mij hun schone gaven brachten,
gaven brachten, brachten gaven…
Fonkelend zielelicht
hoe fnuikend is het tijdsgewricht
dat maar niet buigen wil.
Fonkelend zielelicht
baan je een weg in mijn gedachten
beweeg een teen
buig een pink
maar vergeet niet
niets te verwachten
dat nauwlettend
in de spelonken van de negatie
verborgen wordt gehouden.
Straal, o fonk’lend zielelicht,
fonkel, fonkelend, fonkel en vonk al fonkelend
jouw prachtig helder licht
ziel van mij.
Recente reacties