Resultaten voor het trefwoord zelden

vaak gelukkig, zelden gelukt – delphine lecompte

Je moet het geluk afdwingen
Achter je scherm en
Ook in de badkuip
Dat zeggen ze ’s avonds
Nu is het te laat
Maar als ik niet stik in mijn tong vannacht
Dan heb ik morgen om het te doen
Het afdwingen
Ja, ik heb een plan
Het is nogal vaag helaas
Het ontglipt me
Als een baars een beer
Of was het een zalm?
Vergeet niet dat de vis een wezen is
Pas daarna een moot op een piepschuimen bodem
Overdekt met plastiek.

Ik lig in mijn onverlichte bed en
Denk aan mijn nicht die
Vroeger onder mij lag
Ze had dromen
Ze heeft haar dromen waargemaakt
Haar dromen van een villa in de duinen
Een braaf advocaatje en een hond zonder flatulentie
De hond is braaf en het advocaatje is winderig
Ze zijn heter dan de buren die
100 meter verder wonen
In een kleinere villa zonder naam.

Klink ik bitter
Dan heb je mij slecht gelezen
Ik hou van mijn nicht
Ik zou haar hond nooit vermoorden
Nooit in brand steken haar gordijnen
Ze lag altijd onderaan in het stapelbed
Ik lag hoog badend in angstzweet,
Stikkend in zure beertjes, lonkend naar een onbegrijpelijk hemellichaam,
Naar de bleekheid die haar polshorloge had achtergelaten
Vaak schrijvend, schrijvend bizarre verhalen
Ze las mij graag toen we negen waren.

stedenhaat – hans van willigenburg

 voor alle Ajax-supporters die niet begrijpen waar het vandaan komt
 
Mijn vader is een ongelofelijk aardige man.
Zijn hele leven gaf hij, met oog voor anderen
en een fijnzinnig gevoel voor het uitdelen
van complimenten alsmede het gunnen van vrije dagen,
leiding aan verschillende inspecties van belastingambtenaren.
 
Ik vermoed dat de manier waarop hij te werk ging
ieders zielenrust ten goede kwam, niet in de laatste plaats
het zijne. Van spanning of stress heb ik zelden iets gemerkt.
 
Eén keer in zijn leven heeft hij een statement gemaakt.
En is hij faliekant tegen de loop der dingen ingegaan.
Een volstrekt atypische daad, ja, een heuse stijlbreuk!
 
Hem werd van hogerhand verzocht een baan te accepteren
in Amsterdam. Ineens prakte hij iets harder in aardappels,
wreef hij vaker door zijn ogen en werd iets korter van stof
 
tegen mijn moeder. Niet lang daarna vertelde hij, opgelucht,
aan tafel dat de verhuizing toch niet door zou gaan.
 
‘Ik heb Amsterdam afgezegd. Aan mijn lijf geen gezeik!’