Resultaten voor het trefwoord wortels

zilveren droppels – pastuiven verkwil

in het woud
schier ondoordringbaar
galoppeer ik
op de laatste overgebleven eenhoorn
wijzen wijken uiteen
kringen om
hun ziel

mijn entrada
luid ruisend begroet

op die venusheuvel
ontspringt een beekje
teer kabbelende naar benee
floreert maagdelijk gras
mosgroen onder voetzolen

barrevoetse wortels klinken
in de genesis van het nieuwe
dat vol bravoure
met jeugdelijk elan
ontspruit

vraag van jeannette – gerardus

hoi een vraag ik heb
een heel slecht gebit
en steeds ontstekingen

boven in de kaak heb ik
alleen wortels nog in de kaak
en stompjes van tanden

en onderin gaat het iets beter

nou zoek ik een tandarts
in bergen op zoom
die mensen behandeld

die bang zijn voor naalden
ik ben niet echt bang

van het trekken
maar van het verdoven
zodra dat gebeurt is er niets

meer aan de hand
want ik wil dolgraag
een kunst gebit
want eten wordt steeds

moeilijker en pijnlijker
voor mijn ik wil zeker
niet onder gehele narcose

maar gewoon een tandarts
die geduld heeft en mijn
angst begrijpt de praktijk

moet ook rolstoel vriendelijk
zijn want zit namelijk in de rolstoel

maar wie kan mijn helpen

en wordt het door de vgz
vergoed namelijk

de frituur – mattijs deraedt

Zij zag hem, de vreemde jongen
met zijn uilenogen,
kijkend door het sleutelgat
van haar glazen deur.

Zij zag hoe zijn handen zwart kleurden op het glas
als twee spartelende olievlekken druppelend langs
het zout van haar spiegel.

Ja, het zelfde zout
dat aan haar botten vreet
door de mazen van haar dikke palmen.

Hij wandelde door de plastic kamer van bordeaux en grijs
en traag rolden zijn rokerige ogen langs de tafels
en de getatoeëerde hoofden van het trotse, uitdagende schuimvolk.
Hij hoopte als blauwe mist te schuifelen door haar vallei
maar brak ieders ogen open.

Onder hun gebalde blikken
klikte hij zijn rechterwijsvinger open
waarna hij begon te blazen
op zijn vingernagel als reanimeerde hij een
zwembandje.

Haar verkalkte botten smolten van het zout.
Naakt danste zij in zijn schedel
zoals de vlezige nachtvlinders dansen
rond de gifgroene tafel op de buis.
Hun telefoon kietelend als het verlengstuk
van de hartstocht van elke eenzame toeschouwer
lachen zij meer dan hun tanden bloot.
Hoe kussen zij hun moeder? Hoe kunnen zij dat nog?

Vervolgens verbeeldde hij zich haar
in al haar vergankelijkheid ontkleed
van vlees en leven, als een kapstok
zonder kleren gedrenkt in woelende humus.
Hoe haar skelet leefde naast haar warme wanden
als de bas naast de gitaar van Scofield.

En hij wist dat hij net zo min
op dit moment naast haar kon lopen
als wanneer zij wit en beenderen zou zijn.
Want hij droeg zijn moeder en vader in zijn tong
en het huis in zijn kleren. Hij zag hoe haar gezicht
haar zwaar viel en hoorde hoe haar stem desondanks
licht vloeide tussen haar gerevalideerde tanden, natikkend uit een stalen verleden.

Hij zag hoe haar hondse wangen
het vuur uit haar ogen trokken, verzakt
onder de dronken slagen van haar vrijer en verdoemd
door de idiote naïviteit van haar moeder.

Zij mag de liefde niet drinken, enkel erin verslikken.
En zij zal voor eeuwig binnen de glazen kooi
van haar pa en ma verblijven. En het glas
zal haar verboden woorden altijd opeten.
Bij elke stap die zij zet boren haar wortels dieper in de grond.

gedachtengang – gronama

Zachtgroenbemoste wortels van ontwaakte
bomen, torenen machtig boven frisgroene
sprietjes, boven paars-witte krokussen uit.

Als voeten van reuzen, voorzichtig geplant
om geen enkele bloem te gaan raken, in
eenheid adembenemend subliem van penseel.

Zwarte merel met schrander kopje, doet staart
omhoog, pleegt een poepje, kijkt rond, pikt
in grond, zingt, rent weg bij mijn nadering.

Omgang met mensen is niet zijn ding, mensen
zijn anders dan stokoude bomen, niet stilletjes
meegegroeid, lieten, laten vrijwel niets ongemoeid.

daar komt de storm – gerda blees

de bomen
ze dansen
als gekken
hun takken
ze draaien
in bochten

ik kijken

hoe zij in vlagen lucht hun groene rokken op doen waaien
zonder schaamte al hun blote basten laten zien
de toppen van hun vingers strekken
zwaaiend naar de wolken die in noodvaart
naar hun kruinen jagen
almaar lager aangetrokken
tot ze storten

ik haast voelen

hoe het water fijn generfde huiden glimmend likt
de snelste weg glijdt
naar beneden
daar
de aarde
binnendringt

dat elke boom dan
drinkt met teugen
tot ze vol
en loom haar wortels wiebelt
in de natte grond

zich
zacht
laat wiegen
in een laatste zuchtje

waar kind was – kate s. kuipers

hangen stoelen met poten omhoog
op het tafelblad. zeven om precies te zijn
voor de stoelendans is dat een te veel
of om zakdoekjes op te leggen

schudden eiken hun schaduwen af
schrijven wortels zinnigheden
in diepe gaten liggen brieven dichtgeplakt
met natte wangen

rusten letters op onbegonnen stenen
zitten weer de laatsten gebeiteld
vooraan of het steeds maar de vraag is
wie er deze keer is blijft hangen

verstomt de aarde

loopt nacht door zwarte dagen
wil rouw haar randen onder nagels laten
zo, zonder hebben en houwen
is er iets

leger dan de klonterende stilte na
het snateren van opvliegende eenden

of

het geruststellend spijkeren van houten wallen
om gaten in de wolken
waaruit het licht begint te regenen

* – steven graauwmans

Ze is uit slijk gebouwd: met bliksem
slagen tot leven verwekt
Ze is uit drijfzand op
getrokken: met zeewier verslingerd

Ze haalt me uit de grond
die door me waart –
                  waar wortels graven
Ze haalt me uit naar
warme plekjes

In minuten zindelijkheid
geef ik zin,
loop voor haar uit
in haar glinsterdingen,
mijn voorhoofd
andersom
                            glanzig