Resultaten voor het trefwoord wit

aquarel – maaike klaster

Doe een gebed voor gisteren, morgen,
vraag om genade, bedank voor vandaag.
Bedenk hoe je het wilt laten sneeuwen,
hoe het zal sneeuwen vandaag.

Eerst laat ik vlokken vallen, dan ga ik
liggen, veeg ik mijn armen en benen
snel heen en weer, laat ik engelen vallen.

Het valt niet mee te leven zonder straat,
zonder hand die naar je zwaait.
Mijn hart leg ik naast mij neer in het wit.
Rood loopt in ijswater over. Dit is hoe

Dit is hoe het sneeuwt.

* – maaike klaster

Een dag om in het gras te bijten.
Een dag om in de lucht te blijven.

Azuur en zilver,
              eetbaar glas

vormen stille scheerschuimtorens.
Blaas er vlokken van de toppen,
              slaak een dikke bastaardwolk.

Spring in het wit en veer.
                             Veer terug.

Rust in het bollen van je rokken
en daal met benen als klepels neer.

na haar – b. vogels

Ze laat een kamer na,
wit als haar lichaam,
in het licht
van hoe ze was.

Een zwart potlood ligt verloren in een hoek.
In haar oogschaduw blijf ik nog even,
de levende lijn.

tapijtvreter & de vliedende zwanen – joost de jonge

Een sensibel Pasja
had zich verscholen
na vruchtbare godsspraak
zeide zijn beschermgeest
hem zijn belofte gestand te doen

Het zou een pact betreffen
van vogels die van links naar rechts vlogen
een aantal van zeven witte zwanen

Het zuigend zwart zwicht
onder druk
van het klappende wit
dat echoot in ’t zwerk

Een vermogend heerser
ging door ondiep water
een wade van nevelsluiers
lag over de ogen
van zijn verleden
in wapenuitrusting dwaalde hij
op het jachtterrein van zijn toekomst

De vleugels wit
vliedende zwanen
met een klapwiekend verstand
verlaat hij voor het moment het strijdtoneel
om de tijd af te stropen
waar zat hij verscholen
nu Pierlala zijn ootmoed toonde

de val van prometheus – joost van gijzen

het beeld zit in de steen
en de beeldhouwer houwt het
eenvoudigweg uit
maar hoe moet hij, de dichter,
in dit wit iets vinden over
dat eerste gezicht, die zwarte ogen?

hij kan het sonnet met
elke vergelijking beginnen:
een gezicht waarvoor een man
bereid is steden op te offeren;
ogen van een
binnenlokkend donker –
aan het eind van het octet
worden Helena en gevaar
vergeleken met háár

de poëet wil een Prometheus zijn,
die vruchten uit het vuur van
inspiratie naar de mensen brengt
en in frustratie
met een aangevreten lever
de cafés afgaat

pacman – mattijs deraedt

Ik sta te grazen in de velden van de zon,
ik sta te kijken naar de voorbijrazende trein
die ik missen wou.

Ik draai mij om en staar in de oneindigheid
van de poëzie: loeiend in een raadsel dat
onopgelost mooier is.

Verwondering klautert uit de gracht.
Achter het hek staat een catatonische jongen,
hij draagt een wit masker met lange neus.
Hij wandelt traag naar je toe.
Eerst ren je weg maar uiteindelijk
draai je je om, samen met de menigte in je borst.
Je voelt geen angst meer
en je handen waden door de mist die hij is,
ook al spert hij zijn hoofd open als een haaienmuil.

memo – ploos

memootjes
zakelijk
pragmatisch kris en kras de kattebellen
notities
overal op koelkast en op vriezer
op deuren tassen ramen spiegels
op armen benen billen
wat je wil houden
kan op het lijf geschreven

wat moet ik doen wat moet ik blijven weten hoe
waar haalt de tijd
de tijd vandaan en
mij niet in
hier word ik moe
verliezer

memorandum
zo rustiger dat woord
wat geweten
dan gedaan moet worden
als het ware teder
tijdgenegeerd
vaart minderen
wit in regels
geschreven met een vogelveder

vulpennen drogen vergeten
uit