Resultaten voor het trefwoord wind

gesprek tegen de wind in – august tholen

Met moeder op de fiets,
ik wijzend, herkennend,
tegen de wind in een
gesprek voerend.

Nee, ik zie het gras en de
lucht niet voor het eerst

maar ik ben in een land
geweest dat uit ademloosheid
werd gevormd.

Waar herkenning betekent:
eindeloos voor het eerst zien.

Herinnering, die burchtruïne,
is er tot luchtwordens vergeten,
is door allesverdringend gras

bestormd.

onstuimig – pallas van huizen­

tegendraads, overdwars
er schuin tegenin
sturen, draaien
ietsje hoger
wat ruimte
strakke bolle zeilen
harde hagel, open water
met de neus naar voren
stevig schuimend
in de wind

manisch-depressief – jacob van schaijk

de maan ontvangt haar licht van´t ijs terug
de einder lokt, ik schaats hem tegemoet
gedragen door de wind, zoals het moet
gedroomde vleugels heb ik op mijn rug

het licht van dorp en stad is ver van mij
meer levensteken is er niet dan dat
en nooit was ik in eenzaamheid zo blij
ik weet niet meer van ’t peilloos diepe gat

dan schuiven wolken donker voor de maan
en slaan een wak, mijn euforie gaat uit
ik weet niet meer hoe verder nu te gaan

volstrekte wanhoop, vreugde zonder grief
onscheidbaar koppel, polen noord en zuid
ik ben nu eenmaal manisch-depressief

albedo – pastuiven verkwil

een hooglied

ontplof in mij
doorboor me
laat je materiebrug
voorbij Heimdall
levenswarmte slaan

jouw corona
is mijn aureool
fotosfeer mij in kleur
niet sepiaans

doorheen mijn aderbanen
licht jij donkernis
met je wind
verschuif je mijn noorden

circumceer de muren
rondom

kom

laat ons weerschijnen

met water praten – pallas van huizen

Zachtjes drijven de eerst gevallen blaadjes naar links
de wind, de oude lente is tijdelijk het spreken verleerd
riet buigt moeizaam, tegenlicht weerspiegelt, verblindt zwijgzaam
zielloos glinstert een zilveren spoor door het water
als een volwassen waterhoen
even met zijn feloranje snavel de waterkant zoent

Hij kijkt niet naar mij, laat mij daar

alleen bij jou.

vrijen met de binnenkant van mijn ogen – pallas van huizen

De vogels hebben het gezegd, de wind, ze leest me, geeft nooit op.
Ik hoor het, in het verkeer, van de buren, tussen gesprekken van wijze uilen.
Ik ben vrij,
met tegenlicht, grassprieten, en een kabbelend bootje.
ik ben vrij,
vrij om met jouw benen te vrijen. Wanneer de wereld trager wordt,
ik de zon hoor verzuipen, de maan hoor verdwalen, ik hoor, hoor, hoor,
maar zeg niks, niks, niks, niks!
Ik ben vrij.
(Vrij, vrij, vrij!)
met tegenlicht, grassprieten, en een kabbelend bootje.

de dame met de dertig tanden – martin m aart de jong

De dame met de dertig tanden stouwt
haar leven vol rollade ze sterft
slagers af hangt ze in etalages
te drogen ze weet niet beter dan
dat het hoort haar taal rolt
voort ze tolt met de tijd zoals
frites met mayonaise ze eetleeft
als een bionische leeuw ze temt
de stemmen in haar hoofd niet
meer maar laat ze los als wilde
haren in de wind en ze blaast
mee. Hoe zou ik kunnen zeggen
dat ik -nee, niet imiteren wil,
niet strelen- nee zo ongepast
als masturberende zeeleeuwen
in de zoo tijdens schoolreisbezoek,
hoe kan ik, hoe zou ik,wat wil ik
anders dan zwijgen en drinken,
eten, liplezend ten onder gaan
als een manke Guyana zich zalvend
met valeriaan. Ik bega geen gewelfde
paden meer ik neem plaats in haar
schoot en ontdooi de polen ik land
aan in vriesdiepgevroren spinaziebladeren
waaruit ik de waarheid ontvouw die groener
is dan mijn gedachten, ik tel en wacht
secondenlang.

dichterbij – jelou

vreemd genoeg
vervaagt jouw silhouet
strijkt enkel nog de wind
je lang geleden haren
jij mij
je zeldzame glimlach
wanneer jij
je even, heel heel even vrij

zo anders als zand toen
door je vingers glipte
je huid deed tintelen en
jij één zo één
met ruisen van de bomen
het leven in het gras
het trippelen der poten
van wat het dan ook was

ik las een ander boek
zo een met kronkellijnen
waaraan jij geen houvast
en ik mij, aangepast,
haast elke tekst kon lezen
behalve die van jou

zo anders nou
vreemd genoeg na jaren
dat ik één zo één
het ruisen kan vertalen
dwalend door het bos
een onbelopen pad met
enkel en alleen
mijzelf en mensen geen
maar jou steeds dichterbij

1 – maaike klaster

conchita - maaike klaster
 
De zee is er bijna. Zie je!
Er zijn vliegtuigpassagiers die het water al kunnen zien liggen.
Wij zien hun kerosinestaart, zwaaien de piloot gedag:
Hallo meneer in de cockpit daarboven!
Hij laat op die ene witte streep na ons uitzicht blauw achter.

Wij wachten op de zee, die nu bijna hier is,
het strand door de wind vooruit heeft laten blazen.
Nog even en wij duiken vanaf het dak in haar onbezorgde golven,
wrijven de slaap uit onze ogen, de laatste korrels van Klaas Vaak,
groeten de morgen.

 

 


uit: Verhalen van de derde etage van Maaike Klaster met illustraties van Studio Zoveel.