Laten we dit moment van luwte aangrijpen
Of anders samensmeden tot gietijzeren wil
Op het gevaar af zeewaarts te waden
En toch terzijde het volgende, marginaal
Rechts waterdragend (eenmaal op weg)
Elke keer gezeik, normatief voorgebakken
Genoeg van gewoon doen, aanpassen
Van voortuinen, vensterbanken, grasmaaien
Dure tankbeurten voor ik het vergeet
Hoeveel voet gaan in een meter bier
Ons perspectief kan gelukkig meer bevatten
Dan de berging en zo nodig vloeibaar
Er is dus sprake van wederkerigheid
Weliswaar met beperkingen maar toch
Ik zie het als een eerste stap, een begin
We zijn voorbereid als de vraag toeneemt
Hier of elders, maakt in principe niet uit
We zijn er klaar voor, beslagen ten ijs
Buslijn 12
Gesitueerd rond beteugelde geneugten
Nog één nachtje slapen
Resultaten voor het trefwoord wil
Als iets uit vrije wil is dan is het goed
is iets niet uit vrije wil dan is het niet goed.
Principes zijn belangrijk en hebben prioriteit
ongeacht het bedrag wat er voor handhaving aan gebonden is
Leeftijdsdiscriminatie is eigenlijk ook gewoon discriminatie
net zo als je niet precies kan zeggen hoelang iemand gevangen
gehouden moet worden voor een misdaad.
In het ene geval is iemand zover dat die eraan toe is om uit
vrije wil bijvoorbeeld te gaan trouwen, te gaan stemmen,
naar school te gaan, te gaan roken, te gaan drinken,
te gaan autorijden, te gaan bromfietsen, kinderen te krijgen
en in het andere geval niet, je kan daar niet een vaste
leeftijd op pinnen, de natuur weet niet wat tijd en geld is
dat zijn mensendingen, en wij leven in de natuur, volgens
de wet van de natuur.
ik volg de sporen in denkbeeldige sneeuw
of zijn het mijn stappen, doch onbetreden
wat ik onthouden moest, ben ik ook al vergeten
want wat ik wist, is te lang geleden
ik heb blinde muren opgetrokken
om kilte te weren die schuurt als zand
ik hou mezelf een universum voor
parallel, en ik sta aan de andere kant
ik luister naar mijn adem
die klinkt als een herfstblad, maar dan windstil
ik slik met mijn tong
die niet spreekt wat ik zeggen wil
Ik wil niet meer horen
van dit kolken en verklaren
dit uitleggen
van radeloosheid dit
veronderstellend alles weten.
Ik wil een ommuurde tuin
onder wolken die wij ooit
speels duidden
vers gemaaid gras de
geur van meisjesharen.
Geef mij blues, rebetika of fado
meeuwen boven drooggevallen
schorren, een slikrivier
met vissersboten die alleen
weten van roest en rotting.
Geef mij het schuren van
schepen langs de kade
vervagende letters op
doorweekt krantenpapier
en verstomde microfoonstemmen.
Laat mij het ritme van de rivier
de verhalen
van een grootvader
die beter wist.
Jullie hebben – wij hebben allemaal – de kracht van een goed
gevoel voor humor onderschat. Het mijne komt in ieder geval
met een optocht aan Australische vrachtwagens over jullie
asfaltwegen, landpaden, straatjes in Madurodam gereden,
en ik maar zwaaien: Op naar Legoland!
Dat vinden jullie waarschijnlijk prima, want een speeltuin
platrijden mag best, Het zijn tenslotte maar kinderen; niet
jullie hoofddoeken, moederkoeken, papa’s volgestopte pijp,
opa’s pruimtabak of het naaigarnituurtje van oma.
Waarom ik over die hoofddoek begin? Omdat het, net als
mijn onderbroek, een lullig lapje stof betreft, maar volgens
sommigen kostbaarder is dan mijn kut, mijn vagina.
Waarom vinden wij dat laatste nog steeds zo’n vies woord,
dames? Laat het door een Spanjaard uitspreken en je hebt,
met een beetje goede wil, een levenslang boek om in te lezen.
Dat klinkt dan weer heel verheven, vinden jullie ook niet?
Terug naar dat beeld van mij achter het stuur van die wagen,
die Monstertruck, met het raampje opengedraaid, mijn arm
aan de buitenkant lekker tegen het door de helse zon verhitte
metaal aangevleid, mijn vingers tegen het portier steeds een
andere roffel trommelend en een slap sjekkie in mijn bek
– in het echt vind ik dat ontzettend smerig, shag, maar hier
op papier mag ik alles.
In gedachten verzonken, met die donderwolk boven mijn hoofd,
boven mijn wagen, boven die Route 666, vraag ik mij af – en
terecht, als ik dat mag zeggen – waarom meisjes, maaikes,
vrouwen, maagden, slettebakken, snollen, porno-actrices, oma’s
en je eigen moeder nooit boos mogen kijken, maar al die sjieke
hoeren wel.
Omdat ze meer betaald krijgen, Maaike, daarom – zegt een bord
langs de kant van de weg, met daarnaast een pijl die alle kanten
op wijst, en de tekst: voor uw goedkoopste grijns, daarheen!
protonen met een keuze
wij kiezen voor hen?
Schrödinger’s kat
moet een eigen wil krijgen
Als de dood ontwaakt
heeft ze niet geslapen,
ze heeft niet in haar bed
gelegen, niet op haar zij
gedraaid, ons niet,
voor wie dat weten wil,
betrokken bij haar dromen.
Als de dood is opgestaan
zijn haar lakens onbeslapen
en is haar bed aan een kant
leeg en inderhaast verlaten
door wie niet slapen kon
bij de gedachte dat haar lijf
tot leven komen kon.
Maar de dood zucht niet,
krijgt om die gedachte
geen plekje kippenvel,
ze neemt haar plaats in
voor haar kapspiegel en
brengt rouge aan
op haar bleke jukbeenderen.
Ze glimlacht ongenaakbaar
als ze de schaduwzijde
van haar verlangens
om haar ogen wrijft en
de pluisjes van haar mantel
en haar zwarte laarzen
borstelt.
Pas als de dood tevreden is,
knipt zij haar nachtlamp uit
om zich kalm en statig
als een vrouw van de wereld
onder de mensen
te begeven.
I
Ik moet van haar eens na gaan denken
over wat ik nu eigenlijk wil en vooral
ook of ik door wil gaan met leven
want het kan toch niet waar zijn
dat ik zo nu en dan gelukkig ben
II
en als ik haar autootje hoor stoppen,
de deurbel, haar lach, hallo daar ben
ik weer, denk ik tja
ambulant, dat ben je
III
en dan zegt ze “stap voor stap”
we staan nu hier, in het hier
en nu
wat wil jij?
IV
Ik wil niets, helemaal niets en
dan schrijft ze dat op en volgt
er twee dagen later een brief:
wil niets, onbehandelbaar.
Ik beken, ik ben niet veel
Meer dan u me toe wil dichten.
Ik word in uw gestaar en denken,
En moet me aan uw wil verplichten,
Want zelf ben ik heel weinig.
Niets dan dit op het papier,
Maar meer bij ’t lezend oog.
Als een bol maar zonder kern,
Als een ik op u gelijkend,
Als een spiegel voor een spiegel.
Ik beken, ik ben zoveel,
Al wat u wil zien.
Eindig is mijn lichaam,
Eindeloos ben ik in u.
Ik fiets en deed dat al
als kind, de melkweg in.
Het carbon wordt met de jaren
schitterlichter. En ik stuur
almeer dichter.
Ik taal naar de dijkentred,
taal naar verhaal.
Er is onderweg wel overal
een schrijflokaal.
Schenkt u mij een
dubbele metafoor,
met slagrijm graag.
Ik doe de rest van het dichtend werk,
de ogen dicht, de voeten stil.
Dan doet de taal melkwegsgewijs
met de woorden wat hij wil.
Recente reacties