Resultaten voor het trefwoord wijd

de moeder het kind – hanny van alphen

Ik ging naar Bergen om de zee te zien.
Ik zag de oude zee. Haar overgangen
die elkaar telkens speenden in verlangen
deden mij turen. Een minuut of tien

dat ik haar zag, in ’t glas, mijn droom gedronken,
mijn hoofd vol van het water, wijd en zijd
laat mij daar tussen haar onstuimigheid
een beeld vernemen en mijn ogen blonken.

Het was geen schim. De golf die zij bevoer
kwam traagzaam rechtdoor naar de kust gevaren.
Zij was alleen en klein, zij stond aan ’t roer

en wat zij zong hoorde ik dat hymnen waren.
O, dacht ik, o, dat daar mijn kindje voer.
Bij God, zong zij, mijn lied zal u bedaren.

 


Herschrijving De moeder de vrouw – Martinus Nijhoff

wijd het gebeente, wit de vlier – harry m.p. van de vijfeijke

Ik ken de iconen van mijn kant en klaar geluk,
berijd de regelmaat. Wekker van slag, vers brood,
start van een ongedachte dag.
Kleine beloften van koud bier, een kind, een warme vrouw,
de roep naar hier, ja hier.
Wijd het gebeente, wit de vlier.

Ik pluk de dag, de dag, de dag, en bijt mijn tanden stuk.
De nacht is veelal een hengstendal, de droom gedroomd,
de zucht geslaakt, de merrie hinnikt, het bit ontbloot, doet dit onzacht.

Of ik blijven zal?
In de roes, de regelmaat, de klim omhoog, de val.
In het comfortabel zadel van de dag,
de wijsbegeerte van de nacht.

Ik bereis mijn breingalop, vrij grazen.
Intussen wapperen de manen dat het brein reizen mag.