Resultaten voor het trefwoord wezens

literatuur – andrea herwegen

sterf voor de dood
je komt halen

met je pen tablet computer
ganzenveer ballpoint kroontjespen
fineliner potloodje typemachine
laptop smartboard krijtjes

schrijfgerei

en je achterlijke redacteur

als ik je al
een keer zal lezen
wil ik die arrogante kop
niet in levende lijve
voor me zien

heb komrij al te vaak
en al die anderen

nee ik zeg het je
je lichaam is het mooist

vergaan en opgevreten

desnoods door wormen
en andere nuttige wezens

tempelkinderen – hanny van alphen

in het stokoude tempelbos wonen vreemde wezens
ze eten schedelmos en dragen gevlochten baarden
sloffen van kringloopbladeren en aan een biezen band
slingert een hardstenen amulet van de albatros

de vrouwen zijn er rondborstig en aanbidden aqua
hun watergodin die opstijgt uit een grijsgroene wolk
boven het borrelend zwavelmeer tussen de rotsen
van het stormgebergte waar westenwind nog immer zingt

over vogels die kinderen droegen naar hun nesten
in het kreupelgebied waar vrouwenharen en veren
werden verweven tot een samenzweerderig verbond

tussen de albatros en alle broedende vrouwen
die vogelkinderhandjes vulden met zilverwit zand
zodat zij in dit nevelland overleven zouden

omheining – ellen vedder

Het meest van alles haat hij coniferen
hij rukt direct die jaren 50 symbolen uit
‘t strookje grond op de rand van zijn perceel
dat de erfgrens vormt met jawel: de buren.

Partij hekken erin, stekken er tegen aan
door de mazen weeft hij teder de takjes
van deze groene wezens die vreemd genoeg
vrouwelijk aandoen. Groei, schatjes, groei!

En floreren doen ze, sneller nog
dan het stugge schaamhaar van zijn vrouw
dat zij steeds vaker vergeet te scheren
(maar laat hij hier geen beeld bij vormen).

Hij is liever bij dit veelkoppige klimop beest
vol eerbied hoe hij, nee zíj, de armen kruist
in afweer, hoe zij zich in elkaar vlecht,
één weelderig schepsel vormt. In haar

lommerrijke schoot kan hij zichzelf zijn.
Soms loert hij door een gat naar de tuin
van die stadse lui, hij ziet graag hoe zij
ook daar haar grijpgrage vingers legt.

de intuïtief voelende mens – joost de jonge

De aarde is
gestold vuur
trillend in zijn binnenste
is het nog vloeibaar
en doorlopend in ontbranding,

dier en mens
leven als de aarde zelf.

Zijn de levende wezens
niet alle zuchten
van de bruisende vuurbol
die de aarde is?

Zo bezien zijn zij
hiermee vervlochten
is ieder leven een ademtocht
van het rondwentelende gas
dat zich met de elementen verbindt.

Het innerlijk vuur
is als geen ander
dit brandt onzichtbaar,
verborgen in de etherische
“mens-wolk”.

Hier is de mens’ zijn
verzwolgen in een buitentijdelijke vorm,
wervelende cirkels en ovalen
grijpen als zeepbellen in elkaar
en blijven op onverklaarbare wijze bijeen.

Aan een specifieke trilling
van het goddelijke
ontleend een individu
zijn persoonlijkheid
hierin ligt bepaald
de ruimte van zijn geest
die ademt en beweegt
in kleur.

In het pure zijn
dat doorschijnend
als een vernis
over de materiële wereld ligt
danst de geest,
fantasmagorisch.