Baat het niet dan schaadt het vaak wel.
Manja Croiset
Baat het niet dan schaadt het vaak wel.
Manja Croiset
ze zijn er de gasten
een bloedeloos gesprek
zo te zien gaat het regenen
zegt iemand
een ander
ik was laatst op een begrafenis
het was gezellig
maar we moesten
maar weer eens gaan
druk weet je wel
we bellen nog
inderdaad is het gaan regenen
begrafenissen zullen ongetwijfeld
ook nog volgen
is dit het nou
vraag ik me af
kijkend naar de vuile glazen
helemaal geen afspraken
dan spreek je ook niemand
maar dan reken je daar niet op
in de pauze van een concert
vang ik een flard op
van een mij interessant lijkende
discussie
vergeef me mijn onbeschaamdheid
zeg ik hakkelend
maar ……….
de basis voor een nieuwe vriendschap is gelegd
wat moeten we hier nog meer in zoekgeraakte hoeken
op tussentijdse grond terloops bij eb of vloed dan vloeken
wie houdt zijn handen thuis, hangt met kindontgroeiden rond
wie knoopt de lakens lang genoeg alsof wij al ongezond
hun blokken zijn aan been, wie maalt om ons, en komt op deze dag
ons niet met afgewende blik gedogen, nu we zelfs in boeken doven
en het binnenleven niet meer gaat, als we van alles niets meer mogen
buiten deze staat, naar zee zouden we wel willen, wij die niet te peilen
diep tot op het bot en laatst de zoute meisjes bleven
Nee, je bent er nog niet, ook niet in mij.
Al kan ik een lange tienerjongen mama
tegen mij horen zeggen. Bestaat zoiets?
Zien wij elkaar op een dag onder- of
bovenaan een trap? Heb ik zin om jou
te dragen? Mag ik mij zoiets afvragen?
Het spijt me dat ik mijn leven lang zo
stom ben geweest, maar ga vanaf
vandaag maar bij jouw vader klagen.
Die gedraagt zich tegenwoordig als de
kledingloze keizer. Ja, schat, net als jij
had ik een wakkerder iemand verwacht,
maar ook ik heb liggen slapen.
Weet je dat ik jou zag, in het echt? Al
zullen er mensen zijn die mij voor gek
verklaren. Dat doen ze waarschijnlijk
toch al. Jij reed op een crossfiets door
de fontein op het plein en keek om je
heen als iemand die het – godzijdank –
nog niet had begrepen. Ik lachte hardop
en dacht: ”Goed zo, jongen, laat maar
zien hoe het hoort!” voordat jij je
zeiknat en triomfantelijk omdraaide
om diezelfde route door dat uit de
grond spuitende water nogmaals, maar
in tegenovergestelde richting, af te
leggen. Je keek er zielsgelukkig bij.
Bij nader inzien werd jij helemaal niet
nat, niet van water, want die fontein
was er wel, maar jouw lichaam nog
niet, en die fiets moet ik nog kopen.
Het leven is mooi, lieve jongen, dus
dat wil ik jou dolgraag geven, maar
zonder jou vind ik er steeds minder
aan. Ga maar vast bovenaan die trap
staan, dan kunnen wij zien wie er
eerder is: jij beneden of ik boven.
Ga ook maar aan je vader vragen
waarom hij zich als zo’n ongehoorde
klootzak heeft gedragen. Je weet al
waarom ik zo’n verschrikkelijk
kutwijf ben geweest.
Controversieel ben ik niet, of juist wel?
Ik weet inmiddels niet meer wat dat woord betekent.
Mijn broeders in de strijd leerden mij de lessen die ik nodig had:
dat zwart en wit hetzelfde zijn, dat zij tezamen regenbogen maken,
dat wij overal thuis zijn, dat leven luisteren en dan in vertrouwen
handelen is, dat ik altijd al deed wat ik nu doe: dit bolletje dat wij Aarde
noemen in mijn armen nemen en ons allemaal in slaap wiegen, liedjes zingen
die mijn kleine broertje voor mij schreef, die hij zelf nog steeds melodisch
schreeuwt. On Stage. Want daar gebeurt het, daar spelen wij met God, Allah,
de Vader, Moeder, of hoe je Het ook wilt noemen, en dat mag je iedere dag
doen. Om die liefdevolle leider nog eens aan te halen: “Life’s work, lady!” –
en dit is wat ik zeker weet: ik werk hard, ik speel harder.
wie of wat
denk jij dan
wel niet
dat je bent?
dat je denkt
dat je niet
beter bent
1.
Ze gooien vliegtuigen op ons neer
om ons te beroven van een jeugd die we toch al niet meer hadden,
noemen het een Bijlmerramp, maar wij weten wel beter.
Moeder Aarde staat om de hoek te lachen
als wij bloemen aan de voet van onze dode voorvaderen leggen,
huilen om de kinderen die we nooit hebben leren kennen.
De kransen zijn zwart, maar als het tranen regent, kleuren wij
hun wereld net zo paars als wij zelf altijd de wereld
met bloemen bezaaid hadden willen zien,
en wij laten onze moeders achter
vinden ergens op aarde ons eigen graf,
leggen ons neer, tillen vliegtuigonderdelen terug in de lucht,
zwaaien onszelf, elkaar, de wereld uit,
brengen de black box naar huis.
2.
Moeder Aarde fluit ons terug naar huis,
bewaart vogeleieren in haar buik,
maakt een sprongetje dat je met het blote oog
net wel, net niet kunt zien.
De metro brengt ons thuis,
verandert niets aan ons perspectief.
Bomen leren ons één ding, dat bewegen leven is,
staan voor altijd stil,
om ons met zacht geritsel aan een eindeloze, lome zomer
en nog hoorbare kinderstemmen te herinneren.
We vinden ons terug in het blad en de stam,
staan levenloos te bloeden, roteren om onze eigen as,
zoeken naar die laatste pijl van dat eerste spelletje
spoorzoeken.
een beslag kom
wat zeg je?
kom een beslag
ja!
beslag kommen
ikke roeren goed
niet roeren goed
toch beslag kom
zomaar
kommen beslag
vandaag
ikke wegwezen
niet roeren goed
wel vrouw
er zijn er die hopen
dat het eeuwig doorgaat
die altijd blijven hangen
laten we wel wezen
die vrezen, die zijn link
een ander kan stikken
en die smekende blikken
geen aandacht aan schenken
de muziek stopt. het is hard
maar het houdt een keer op
Met jeuk aan mijn ballen sta ik op.
Ik vind appelkoeken in de koelkast
& een slagroombus met een groene kop.
Het water stroomt hier nog steeds.
Dat is het probleem niet.
Ik loop naar buiten & keur de wolken.
Ze hebben er wel eens beter uit gezien.
Eenmaal weer binnen staar ik
naar de omgeklapte foto.
Zal ik wel, zal ik niet?
Het is zondagmiddag 15:00 uur.
Het is tijd om mijn moeder te bellen.
Recente reacties