Mensen met een hypotheek huren eigenlijk een huis van de bank, mensen met een zorgverzekering betalen eigenlijk extra belasting.
Het zou beter zijn als het hier een ander systeem was, dat je niet meer alles moet aanvragen en bewijzen met bonnetjes.
Er is veel schaamte, laag geletterdheid, onbegrip. Mensen durven niet aan de bel te trekken. Raken tot de lippen aan het water en begaan fouten om maar niet
te verzuipen.
Ik stel een systeem voor zonder bonnetjes, waarbij iedereen 50 % belasting aan de gemeenschap betaalt en dat iedereen wat hij of zij daadwerkelijk echt nodig heeft, er gewoon gratis voor terug krijgt. De gemeenschap heeft daarmee dus de verantwoordelijkheid voor zijn of haar inwoners, zodat iedereen gezond, geschoold, schoon en veilig over straat kan en kan leven, zodat iedereen op zijn minst:
– precies genoeg warmte heeft,
– precies genoeg te eten en te drinken heeft,
– precies genoeg onderdak heeft,
– precies genoeg hygiëne heeft,
– precies genoeg genezen wordt,
– precies genoeg verzorging heeft,
– precies genoeg onderwijs heeft,
– precies genoeg beschermd wordt,
– een identiteit en identiteitsbewijs heeft,
– elkaar precies genoeg vertrouwt,
Een onafhankelijk persoon uit de gemeenschap met precies genoeg verstand van zaken kan bij elke situatie beoordelen en controleren of iemand daadwerkelijk echt iets nodig heeft en er dus daadwerkelijk echt recht op heeft, dit laatste is om te voorkomen dat er misbruik van het nieuwe systeem gemaakt gaat worden.
Het nieuwe systeem werkt zowel op kleine schaal (3000 inwoners) als op grote schaal (6 miljard inwoners) en kan op elk moment, na volledig geïnformeerd overeenstemming, geïmplementeerd en toegepast worden.
Resultaten voor het trefwoord warmte
1.
Het regent bloemblaadjes, dwars door mij heen en die bloesem
blijft maar vallen. Het is zo wonderschoon om van binnenuit te
worden opgewarmd door een zon die buiten schijnt.
Het stof van de straat kruipt langs mijn huid omhoog als ik word
verwelkomd door het gelach op het plein; vervroegde zomerhitte;
kinderen die spelen in de fontein; hun moeders die aan de zijlijn
staan te kijken. Parasols werpen een schaduw op een Amsterdams
terras, waar het leven zonder die beschutting in de stralen van de
zon opgaat als waterijsjes die kleurrijk smelten.
Hier vind je overal om je heen de wereld waar iemand vroeger in
een boek over schreef.
2.
Er is nog zoveel leven op straat na twaalven. Zomerakoestiek,
gelach in de nacht. Restverschijnselen van een ondergaande zon.
De warmte zit ‘m nu niet in de lucht, maar in tegels.
Leg je wang aan de grond, luister naar het zachte gebrom van
de aarde en val in haar armen in slaap.
3.
Sta op, klop het stof van je kleren en doe net alsof je al wakker was.
Het is ochtend en het licht dat je ziet is jouw wekker, is de zon.
4.
De lucht is vol zinnen. Air zingt: “All i need is a little time.”
Vlaggetjes. Iemand geeft een feestje. Vrienden en een bbq.
Kalme families op een kleed. Mannen en hun pitbulls.
Het stof kruipt opnieuw omhoog langs mijn huid. Dit is hoe ik één
met een park word; hoe het park zich in lagen om mij heen vouwt:
herinneringen aan vakanties in Frankrijk, een berghelling in Zwitserland
met rivierglinsteringen. Ik zie boterbloemen, madeliefjes, ben weer drie,
loop verder, voel het koele gras onder mijne voeten, ben ook maar een
mens, een bewegend, levend hompje vlees, naar liefde op zoek, vind
overal hetzelfde, wonderschone stof, adem alles voor de eerste, laatste,
miljardste keer in, loop verder en zing, een melodie in zomerkleuren,
als in een videoclip aan één stuk. Unfinished Sympathy.
je kroop onder mijn haar
vlijde je tegen mijn nek
zo zachtjes lag je daar
je borstkas zwaar je
ademde nauwelijks nog
toch bleef je maar en
zoog mijn warmte op
je laatste ademtocht
viel vannacht toen
ik niet bij je was
muziek in mijn hoofd
en de pen schrijft
– cello’s en contrabassen
lamenteren een crescendo –
terwijl de stylo vrolijk wil dartelen
over het papier
eindelijk zonnige lente
wil zingen als vogels vroeg
warmte wil voelen
en delen met iedereen
– violen zetten bij
een zee van snaren
krast door mijn ziel –
de bloemen van de wisteria
half in volle glorie
de geur!
ik drink de atmosfeer
als levenselixer
– dan de sopraan
…
vanuit het niets
overstijgt zij het huilen
direct naar de zon –
daar vinden wij elkaar
de hemel huilt mee
vogels dalen neer
omvliegen ons
zodat wij niet te hoog stijgen
synthese van twee absoluten
hulploze onschuld grijpt
wij laten rozen dalen
één voor ieder
Bij: Symfonie nr. 3, deel I, Henryk Gorecki
Je stapt uit het vliegtuig en ziet om je heen
een landingsbaan, vliegtuigtypen,
reclames, lichtkranten
van dezelfde orde.
De onderhuidse mededeling is dat je,
ongeacht het hotel waar je terechtkomt
en de berovingen, hartstochten,
misverstanden en verspilde uren
waar je onderdeel van zult worden,
in hetzelfde spel bent blijven hangen
met dezelfde strafpunten en beloningen
van een hoogstens wat ander gehalte,
maar in de warmte of de kou of de gure wind
van de buitenlucht van het buitenland
waar je in de schaduw van de hal mee kennismaakt,
gaat dat andere gehalte verloren,
zeker als je jezelf vervolgens tegenkomt in de spiegeling
van de paspoortbalie of de winkelruit van een tax-free
verdwijnt je laatste restje hoop op nieuwe levens
al vrijwel meteen
of anders, even later,
als de vliegtuigmaaltijd na hobbelt in je spijsverteringskanaal
en je, handen in de zij, een scheet laat bij de transportband.
Zie je me niet in mijn bad
ondergedompeld tot warmte
in mijn botten vreet verdwaald in
gedachten denk ik aan jou
rauw verdriet maakt vlekken op
mijn huid de kraan
draait haar stroom open en
zak ik verder weg
zoek dekking tegen kou
omdat ik van je rouw
Mijn sleutels thuis laten
omdat ik weet dat ik later terugkom
en dat mensen dat dan zien en denken kanker
en dat is goed
dan je onderdompelen
in de vertrouwdheid van het onvertrouwde
het rondzeilen in de totale appreciatie
de acceptatie
de warmte van een vreemde stad en dat bekend vinden
een gebouw van vijf verdiepingen hoog
en daar in afdalen
de trap af gaan
dan de kelder in gaan
dan een ruimte vinden gevuld met bas
en dans
en zweet
en born slippy
en een dikke man die schreeuwt
en eist en klapt
en dan tequila
en dan dronken
en dan draaien en in je tegengestelde lichaam vallen
de vloer om-
armen grijpen je
en dan omhoog gooien
en dat dan dagen
en dat mensen dat dan zien en denken kanker
en dat is goed
dat is reizen
dat is leven
in Al Soewaira zat op straat
een oude vrouw die een hand
bedelend had uitgestrekt
haar huid, wit en gerimpeld,
had de glans van paraffine
ik gaf haar wat papiergeld
en ze keerde mij de ogen toe
die leken wit, zonder pupil
maar het was of ze heel
mijn heden en verleden zag
ze zei iets onverstaanbaars op
een onbegrijpelijke toon
misschien gewoon een dankjewel
ik weet alleen dat het
iets in de naam van Allah was
soms hoor ik nog die vreemde
klanken en haar zachte stem
maar wat ik nooit zal vergeten
is de kou die van haar opsteeg
op die warme dag
daar is warmte
maar warmte is
ook al iets dat
het druk heeft
en vluchtig is
als gas
Doe mij nog maar zo’n nacht.
Een naam om te bewaren. Drank
genoeg verpest. Ik wil alleen
nog warmte drinken. Slapen doe
je overdag. Blindeer de ramen
tegen overlast. Het regent wat,
het schijnt en straalt en zingt
ook vast de hele dag, dus heel
die dag maar voor het breekt.
Er is een week van jou gemaakt
en alle dagen dragen namen zo
als ik jou ook noemen zal,jij
met je volle maan en sterrenrug
jij bent de tijd zo vast als lucht.

Recente reacties