Resultaten voor het trefwoord wanneer

leve mijn rauwe geboorte! – delphine lecompte

Mijn moeder en ik, wij hebben de geboorte overleefd
In een appartement boven een hoedenwinkel misschien
Geassisteerd door Ajax die mijn vader niet was
Maar een wankelbare loodgieter was
Specialiteit: boilers van suikerzieke gravinnen.

Mijn vader en ik, wij hebben de gitaar verdeeld
Ik de kist en hij de snaren, het lichaam in de zee
Nu is hij jarig en krijgt hij drie verschillende ukeleles
Van drie verschillende feeën (= paardenkinesisten)
De jongste paardenkinesist roept mij apart en zegt: ‘Geen woord over je eczeem!’

De oudste paardenkinesist sist mij opzij en fluistert: ‘Geen woord over zijn uitslag!’
De middelste paardenkinesist zwijgt en wordt heilig
We eten abrikozentaart, nee, dat is niet waar, mijn vader en ik staren
Naar de twee schrokkende paardenkinesisten, en naar de smullende fee
Daarna hoor ik mijzelf zingen, het begint jubelend maar eindigt obsceen.

Mijn vader vraagt: ‘Wanneer vermoord je mij nog eens? In een sonnet?
Met een behekste Nubische scepter? Of desnoods met een Utrechtse bruidstaartschep?
Ik antwoord: ‘Je mag voorlopig blijven leven in mijn gedichten.
Maar je bent natuurlijk wel arm en ellendig. Je ligt op sterven.
Gelukkig bedienen drie feeën je op je wenken! Jij en je wenken!!’

Ik verlaat mijn vader wanneer de paardenkinesisten het vragen
Op de trein van Gent naar Brugge help ik een kruiswoordraadselbejaarde
Aan de woorden ‘STELP’, ‘OBLAAT’, en ‘FARAO’
Een mooie samenvatting van de dag is het niet
Maar de oude man is tederder dan mijn vader.

op de loer – tijl nuyts

Op momenten waarop ik
onweerstaanbaar veel zin heb
in verrassingseffecten en heimelijkheid
ga ik op de loer liggen

De loer is een grote rozerode vrouw
dubbel zo groot als een normale vrouw
en dubbel zo rozerood

Ze ligt languit in het wuivende gras
voorover, op haar snoet
en giechelt, grinnikt, schatert aan één stuk door
met een lach als een klingelende koebel

Wanneer ik op haar ga liggen
kirt ze en schudt ze met haar bovenarmen
blij dat ik op haar uitnodiging ben ingegaan

Wanneer het weer wat meezit
kan ik zo uren blijven

liggen op de loer in het struikgewas

en terwijl ik me vasthoud aan haar haren
laat ik alle voorbijgangers schrikken.

onlosmakelijk – dio the cilany

wanneer het hoofd soms even opzij zakt
dan weten we dat geluk een horizon kent
even recht als gebogen

als wij elkaar in de armen nemen
vermoeden dat het goed komt
ook zonder zoals daarvoor

het eerst overal groen is en bloeit
zelfs ontworteld op dood hout
houvast vindt ogenschijnlijk in niets

geeft het dan nog iets
of staat alles stevig overeind

* – berrie vugts

Wanneer door de mist
de eerste zonnestraal breekt

Wanneer het klamme riet zwijgt
door de mist

Schijnwerperig gericht licht blikt

Wanneer de donkere wolk
majestijtelijk voorbijglijdt

De douw om mijn schoenen krult
Het asfalt zachtjes wedt

Wanneer door de mist
De Rotte voor het eerst van de ochtend oplicht

Dan zie ik jouw gezicht

zwarte demona – kizan

De terugkeer

Ze besmeurt met helse liefkozing
En tergt onophoudelijk de gezuiverden,
Want zij weet:
De nietsvermoedende is zwak.

Haar bron ligt in de diepte
Daar waar de aarde spuwt,
Demonen pijnigen en het kwade heerst.

Ze laat niet los het werk van haar handen
Al scheuren haar kaken het uit de mens;
Niets laat zij liggen om te behouden.
Zij kent Genade niet,
Maar huichelt Het ten overstaande van duizenden
Omwille van haar vernietiging.

Niets laat zij onbewogen
En de hulpeloze verlaat zij niet.
Zij heeft zich gevestigd in hun goedheid
En is pas bevredigd wanneer,
Ja, wanneer eigenlijk?
De terging is eindeloos!

… en morgen weer de wagen op. – martin m aart de jong

Hij neemt de vuilnis mee
hij heeft een stapel vuur
op zak thuis drinkt hij
meestal thee maar soms
wanneer het donker wordt
daar in zijn kop neemt
hij een schot het leven
sleept zich voort van
zondag naar zondag
frikandellen & patat
des ’s avonds bij
het voetbal voor
de dag erna
de wagen op
na koffie
hij tilt
gooit weg,
gooit alles
weg en maalt.

de nacht begint wanneer de juiste zoogdieren zichzelf in het donker knijpen – delphine lecompte

Met geknapte veters adopteer ik een bezwaarde kat
Ik noem haar Gerda en ze haat mij
Twee dagen na de adoptie sterft mijn grootvader
Ik krijg de kaas die nog onder zijn stolp lag
En een gotische kandelaar zonder kaarsen.

De kaas deel ik met mijn jongste zus
Die onze grootvader nauwelijks heeft gekend
Ze heeft zijn gouden dasspelden geërfd
Na de kaasmaaltijd verlaten we voorgoed zijn hol
Zijn holle huis echoot mijn verwachtingen uit.

Terug in mijn eigen woonst toon ik
Mijn zus de kat, de kat aan mijn zuster
Gerda spint en mijn zus snijdt
Zichzelf aan mijn briefopener
De brief is aan ons beiden gericht.

Onze moeder wil dat we op het zelfde moment lezen
Dat haar vader een winderige, lijmverslaafde tiran was
En erger!!
Mijn zus leest trager
Wanneer ze lijmverslaving bereikt
Heb ik al erger ontdekt.

Erger is slechts een kortstondige flirt met de blinde vrouw
Van een Kaapse glazenwasser en een langdurige affaire
Met de schelle dochter van een bipolaire garnalenpeller
Na de brieflezing houden we ongewijzigd van onze grootvader
Onze moeder kan letterlijk naar de maan lopen
En daar nadenken over haar navel en over haar kleingeestigheid.

De zon gaat onder en we proberen de ondergang te chronometreren
Maar we raken het niet eens over de kleuren
Volgens mij hoort het rood nog overduidelijk bij de dag
Volgens mijn zus was het oranje reeds het begin van de nacht
Een uur geleden is de kat grijnzend door haar luik verdwenen
Met een kaaskorst en twee veters om aan een garnalenpeller te geven.

angst – laura mijnders

Wanneer krakende voetstappen
zich voortbewegen in een nacht
die me speels wakker houd
wanneer alles vastbesloten lijkt
te liggen in angst, slechts enkel angst
in diezelfde angst
die mij
dagelijks zo bruut m’n dromen ontneemt
dan
vraag ik me af
of het niet beter zou zijn
om zo’n leeg bierblikje in de trein te zijn
of het niet beter zou zijn
om te bestaan in een traag meebewegen met het stoppen
van zo’n ijzeren monster
in het optrekken en het schudden
het blijven steken
in de barsten van een vloer
die door niemand opgemerkt word
Misschien is het beter
de adem van een willekeurig mens op de rand
van mijn blikken lichaam te voelen
zijn lippen die me even aanraken
om vervolgens
weggesmeten te worden
en te rollen
en te rollen
en te rollen
totdat iemand me oppakt
en er voor mij besloten word
dat ik thuis hoor
in een vuilnisbank
waarin ik niet meer geacht word te bestaan
zou dat
soms
niet makkelijker zijn

bomenblues – hanny van alphen

wanneer
vogels worden teruggefloten
en wassende westenwind
mijn armen zal ontbloten

speel mij dan een herfstcantate

wanneer
bladmuziek zal omslaan
naar winterharde twijfel
over armbreed voortbestaan

kerf dan in mij, jouw naam