ik ben een vader
met het hoofd uit een rijdend raam
een ramkraak in de hemel
ligt binnen stembereik
ik hoef geen daken
noch een toren
ik draag de stad wel naar de wieg
en beraam een aanslag
op elk zwijgen
voor ik door de voorruit vlieg
ik ben een vader
met het hoofd uit een rijdend raam
een ramkraak in de hemel
ligt binnen stembereik
ik hoef geen daken
noch een toren
ik draag de stad wel naar de wieg
en beraam een aanslag
op elk zwijgen
voor ik door de voorruit vlieg
je missen
en dan zeggen dat er
nooit meer iets als toen
zoals je hier ligt;
een incontinentaal
plat op een kussen
je hoofd een uitgebloeide
bloem waartussen zich
een adem vleit
wanneer de laatste
komt weet je niet
je pols al haast
te dun om aan te
voelen je ogen
kijken uit
de kassen
je moet
gaan vliegen
liefste
moet gaan vliegen
vlieg maar uit.
met mijn wenkbrauwen
hang ik aan de stoeprand
dit kikkerperspectief
biedt nieuwe mogelijkheden
de stroom van de goot
gaat voorbij het riool in
vervuiling van de straat
verdwijnt als sneeuw
ik vlieg hier in spiegelbeeld
door lucht en wolken
anaeroob als ik ben
een bevrijdende vlucht
thuis in het slijk der aarde
proef ik de bitterheid
leef ik het leven
als baggeraar, elke dag
…
er dreef, niet zo lang geleden
een fris groen blaadje
het stemde mij tot nadenken
wat als ik dat loof was…
Dikmakers in je handtas
op de tweezitsbank tijdens een
t e l e v i s i e u i t z e n d i n g
85% is overtuigd
en 85% is overtuigend
tegen alle verwachtingen in
springt het flatgebouw van jou af
daar wil jij niet over oordelen
dat is aan politie en justitie
in een David Bowie 747
vlieg je boven de mensen uit
en dat verdient je tevreden glimlach
nu nog even op de rode knop drukken als je het antwoord weet
maar alleen als je het antwoord weet!
Er groeien vleugels aan mijn rug maar ik wil ze niet.
Als ze niet genoeg
in lichterlaaie staan, vlieg ik elke dag weer weg
al vanaf wanneer ik mij wakker rek.
‘s Nachts besteed ik er zo weinig mogelijk aandacht aan.
Echter, ik slaap slecht terwijl ze groeien.
Ooit al eens met vleugels auto gereden? Iedereen
staart je in de file aan. Nochtans is het moeilijk neuspeuteren
ermee. Of een middelvinger vinden tussen alle pluimen.
Met vleugels voel ik mij gehandicapt, een kermisattractie.
Die dingen zitten altijd ergens in de weg.
Ook in de talloze talkshows (met debiele cliché vragen: vlieg je een stukje de studio rond?, welke trajecten vlieg je? hoe is het om alles vanuit de lucht te zien?, …).
Geloof me, je wil niet weten hoe vervelend kunnen vliegen is!
Ik heb niet de ambitie vliegtuig te zijn of een sakkerende engel.
Beslist iemand anders had die vleugels besteld. Misschien een slachthuiskip
of de McDonald’s klant.
Zonder vleugels vliegen, daar droom je dan eens van.
Zonder wel ja. Maar een mens moet realistisch zijn.
Vooraf gaat tegenspraak: gekraak
van het plafond, geblaf, volhardend
getik van een vlieg tegen het raam,
pc-blieps. Dan de klank van niets.
Een witte vaas, geopende handen,
krant gevouwen op tafel, stoelen
in een waaier. Geen speld valt.
Alsof je oor, je oog de ruimte zelf
betrapt. Gedachten leggen zich
als zachte kussens neer. Het licht
trilt als een leesteken in een verhaal
dat alleen uit tegendelen bestaat:
het blijvende en weer voorbije van hier
en nu. En hoor: de koelkast slaat aan –
als je zeggen kunt
dat je iets kunt zeggen
en dat zo kunt zeggen
zoals je het zeggen wilt
als een gebekt vogeldier
uit kunt vliegen
op jouw manier
vlieg dan toch verdomme
blijf niet piepen
op die tak
er zijn genoeg
eierschalen
met een lege weg
terug
Recente reacties