Resultaten voor het trefwoord vleugels

pauze 1965 – jacob van schaijk

bij het havenhoofd dreven woorden
als spiegelbeeld van lome meeuwen
voor mij en de vissen
maar pakken kon ik ze niet

met vier was ik blij geweest
genoeg voor een mooie zomerdag
of een ander leven
ik bleef een vis op het droge

je wees mij een tanker aan en zei
kijk, die komt van waar
albatrossen zweven in de zon
samen gezien in de bioscoop

wat moet ik met albatrossen
en zweven in de zon
als ik met jou zinken wil
naar de diepte van de oceaan

ik knikte en zei: over een kwartier
moeten we binnen zijn
sloeg mijn vleugels uit en zocht
gezelschap bij de meeuwen

pindarotsjes – jacob van schaijk

als ik een vliegtuig was,
had ik vleugels en kon
vliegen als olifantje Dombo

met mijn lange slurf was
ik dan een miereneter
en vrat mieren de hele dag

maar omdat ik van pindarotsjes
hou, ben ik geen miereneter
en helaas dus ook geen vliegtuig

de ademhof – iniduo

elke herinnering is in de aard
van de zaak beschreven blad
in de nerven van mijn brein
heeft zich een idee postgevat

dat de groenheid van de weide
nooit hier is maar altijd ginder
dat de maagdelijke lente broos
is als de vleugels van een vlinder

dat de koelte van de avond
en de ijzige stilte van de nacht
een voorbode zijn van het
onvermijdelijke dat wacht

dat naderend gebrek komt als
een bezoeking die nooit went
en dat de dagen van de eeuwige
jeugd lijken als heilig sacrament

zodat de dagen van het heden zijn
gevormd naar een zoet voorbeeld
en het wachten is op die ene dag
waarop de wonden zijn geheeld

blue socket bird – tibbes punt

Er rust een vlinder op je spoor
ogen die het zwartste strelen
haar vleugels in je zij
voor een seconde
denk ik
dat ik een vlinder ben
maar mijn pootjes dragen
blauwe stopcontacten
ik hip wat rond
drink water
weet dat april zich zal
herhalen.

kut – tibbes punt

owwwwwww je bedoelt;

De
vrolijk ik heb mijzelf uit de stront getrokken kut.
De
altijd in bloei ik heb last van vloed kut.
De
die niet demt nog stilte kent kut.
De
eb is beneden mijn peil kut.

Witte vloed
Roze vloed
Alles gaat nu goed vloed
Ik heb mijzelf bevrijd vloed
Eb vrije wijn vloed

De
ik wil zo graag zwart maar ik draag een bloem in mij
haar kut.
De
ik metsel plavuizen schaaf de kloven vul ze met
insectenspray kut.
De
ow ja ga door maar ik sterf niet kut.

Dan toch
liever
af en toe
een beetje sterven
met wijn en armoe
op een bodem
met vleugels voor later
ik draag zwart
en die bloem zit in mijn donder… kut.

ingelijfd – monique methorst

Hoe je de vleugels in handen
harder nemen zoals ik ben

alles wat bonkt, naar zenuwen
schud ik mijn billen daarom zo
geil wat pijn aan gevoel doet

en zit dat lekker, zo op de huid
inwrijft met kostbaar goed
als geen tijd.

* – maaike klaster

Smerige hond,
ik jaag je op tot aan het graf, ga door een bos van jaren,
leg aders, al jouw gore daden bloot. Deze keer geef jij je over.

Mond open, rits op ooghoogte, mondje dicht. Slik, zegt hij
en ik verlam in een grote mensenhand. Als iets mij dwingt, heel vies en
hard, word ik door vleugels opgetild, verdwijn ik naar een ander licht.
Daar zingen zij een hart voor mij, zij zingen mij een haag van rozen,
een krans om in te wonen. Zo woon ik nog. Maar ik keer terug,

vind hem in dat ene jaar, die dag, dat hok. Waar hij zich denkt te kunnen
verschuilen, grijp ik hem juist. In iedere hoek van iedere cel, want ik ken
ieder allel van jou. In de speelgoedberging breng jij jouw muil in plaats van
mij naar die vuige zak, klootzak, en waag het niet die vuile poten in mijn
onschuld te wassen, smeerlap. Dat bloed kleeft aan jouw tanden.

Je hoort het goed, ik jaag op je,
wacht je op. Begin maar vast met huilen, moederneuker, kind van God.

loops – b.vogels

ik klamp me vast aan de jogster
bries op het ritme van haar neus-

vleugels overschrijden alle grenzen
zij is een griekse godin
bij haar staart wil ik haar grijpen

ooit liep ik ook
over van talent

tapijtvreter & de vliedende zwanen – joost de jonge

Een sensibel Pasja
had zich verscholen
na vruchtbare godsspraak
zeide zijn beschermgeest
hem zijn belofte gestand te doen

Het zou een pact betreffen
van vogels die van links naar rechts vlogen
een aantal van zeven witte zwanen

Het zuigend zwart zwicht
onder druk
van het klappende wit
dat echoot in ’t zwerk

Een vermogend heerser
ging door ondiep water
een wade van nevelsluiers
lag over de ogen
van zijn verleden
in wapenuitrusting dwaalde hij
op het jachtterrein van zijn toekomst

De vleugels wit
vliedende zwanen
met een klapwiekend verstand
verlaat hij voor het moment het strijdtoneel
om de tijd af te stropen
waar zat hij verscholen
nu Pierlala zijn ootmoed toonde