Resultaten voor het trefwoord vlammen

poco depri paradox – hans goudart

telkens als mijn adem stokte
bij elke huivering
en al mijn kippenvel.
altijd als mijn hart
op hol raakte of oversloeg.
alle brokken in mijn keel.
elk dat is even slikken,
ieder blozen, elke blos,
al het gestamel en gestotter.

elke blik en elke aanraking;
de hele verzameling
verwarrende beelden;
ieder woord
een woord teveel,
ieder woord
een woord te weinig.

alle hap-snap,
al het half-affe;
alle kladjes,
alle flarden,
alle losse flodders.
alle flitsen, snippers,
losse eindjes;
stukjes van een lied
wat ik ooit had willen schrijven.

alle foto’s oude vlammen
& de ongeschreven brieven…
hoe geduldig mijn papier.
alle lijstjes, titels,
boeken, films
& plannetjes
& voornemens
& alles wat ik allemaal
nog meer zou doen
& wat er niet van kwam.

herinneringen, namen, wegen, landkaarten
& het heimwee
naar de plaatsen
die ik nooit gekend heb.
& de twijfel ik of werkelijk geweest ben waar ik was.
mijn verhaal gezeefd door
een zelfreinigend geheugen,
vriend en vijand tegelijk.

al het onbeschrijflijks
in mijn machteloosheid.
elke prop en alle proppen.
mijn troost de drank
en het visioen van
een bodemloze prullenbak.

& verder
dat ik nu de tijd al mis
die nog moet komen.

tocht der tochten – jan van heemst

In sneeuw en gure winden
reed hij op witte wegen
en werd daarna door al zijn vrinden
in de adelstand verheven.

Het daglicht was van korte duur;
de buien als een blinde muur
waar hij doorheen moet rammen;
hij wist dat hij moest vlammen
tot in het laatste uur.

Het duister kleurde alles grijs;
hij kreeg de wind van voren
en met de schimmen op het ijs
vocht hij nu om de grote prijs;
want wie niet doorzet is verloren.

Dan eindelijk de laatste stad,
die hij als Generaal betrad,
want nu als slagroom op de taart
reed hij weer op de Bonkevaart
en wist zich uitverkoren.

lege kamers – kid-lee vermaase

Brekend, golven van koele lucht,
Op het huis stuk met een zucht.
Ik zit in een kamer, geheel alleen.
Ginder hoor ik jou. Waarheen
Ga je, blootsvoets, met stille stappen?
Je masker hangt nog ergens langs de trappen,
Boven sporten, steile treden hoog;
Naast deuren tussen vage verlichting,
Verstopt in schemering; de kentering
In je schreden, aan de gene zijde,
Weg van mij, de kamer die ik benijde
In.

Hemelnat spat tegen geruite ramen
Van een ruimte waar we tezamen
Wijnen ontkurkten, op ’t tapijt neerhurkten
En vlammen voelden in lijf en leden.
Ik staar, doe stappen, kijk langs de treden:
Hoor ik jou daar? Zit je wat te doen?
Ik hoor je denken, volg je terug naar toen;
Langs de sporten en glad gelakt hout,
Zie ik even je gezicht, mij zo vertrouwd.
Sloffend schuif ik terug een kamer in,
Verlangend te verklaren dat ik je bemin.
En als kaarsen doven, hemel blijft luisteren,
Dan zal ik je morgen weer mijn hart toefluisteren.

vlammen – sil darius

Verdorven dus onwetend
slentert hij door stegen,
in de schaduw van de nacht.

Zonder vrienden en verlaten
zoekt hij slapeloos en dolend
naar eenzame verwanten.

Er klinkt geschreeuw van
dronken zeelui, galmend
over grachten van de stad.

’t Zijn zielen vol van vuur,
ze verspreiden zich gestaag
in levens zonder antwoorden.

* – diana hoogenraad

ik hoor de stilte
het raakt me
jouw bloementaal
beweegt tussen vlinders

geuren…O, Valantie
je mond
tekent mooie lijnen
uit een hemellicht

fantaseer ik het gezicht
van puur goud
doen vlammen spreken
trekken tegenpolen
de diepblauwe zee

raakt mijn oever
een purper reiger
kijkt extase
ik leef in twee werelden
ondergedompeld in rivieren

atilla – clara bolle

De goden zijn met u
De bijbel in vlammen
Geen toekomst, geen lach
Waar zijn de gifslangen van de nacht

Waar is de laatste mens
Met een trap en een barst
De wereld in één hand en een steen in de ander
De dieren van het kwaad zijn verdwenen

duiding – arjan keene

De kerk laait op in groene vlammen.
Boven de synagoge hangt een gele ster.
De tempel schroeit in opium en wierook.
De moskee verspreidt een blauwe gloed.

De heidenen lopen ongelovig langs,
de humanisten staan hier buitenspel.
Populisten schreeuwen moord en brand,
zien hoofddoekjes gedrenkt in bloed.

Kerk en staat zijn nooit gescheiden,
de kiezer heeft de politiek verketterd.
Wie luisteren wil wordt gek verklaard,
de middenweg komt hier niet meer goed.

De taal is aan de straat verpand.
De zuilen schuiven naar de rand.