Resultaten voor het trefwoord verzoek

* – erik-jan hummel

alleen je binnen te laten is
een dag werk, want ik denk
de hele avond de hele dag

telkens komt het op mij aan
alsof jij niet bent, en dat
ben je ook nog niet, en toch

dat je helemaal niets doet
als ik je beroof, dat niemand
me tegenhoudt als ik links

loop of schreeuw op straat
het is teveel, ik mag teveel
en niemand zegt waarom

of waar of hoe of waardoor of

uitgedacht, afgemat, nog voor
het fornuis me roept en het
gehakt het koud heeft en het

bed mijn opgevouwen vormen
mist, de klok die me dwingt
althans iets te kiezen

alsof het hele huis me klaar
wil stomen je binnen te laten
om me zo te lozen, en me zo

te dwingen mens te zijn, en
alleen je binnen te laten is
al een verzoek of ik binnen

mag treden en dat we als je
blieft even samen mens zijn
want alleen is het me te veel

linda (1993 -) – phillipe te bar

Wallen lagen onder haar
ogen als donkere dames
met lusten die zij
juist niet wil voelen

op haar snoeppapieren spookvel dat vaak zo smakelijk
zou kunnen knisperen, maar waaronder nou net weer
botten tot spiesen splijten om daar haar huid door te steken,
waardoor een weg uit die nachtzwarte uit pees en vlees
geweven holte zich opent; vanuit die ultrasone onderwereld
der labbekakorganen, meent zij, dat zij juist dat weer heeft;
onrustig gebeente, mergvol gestut van die bloedlauwe hel, dat
levenslang zinderend kraakt in haar zak van vaal en vlezig vel.
Haar botten willen zich ook wel eens in het volle licht warmen

aan de zon, waarvoor zij zich juist verschuilt als pasgeboren,
baarmoedernatte reeën doen die ook maar verloren rillen
in hoog, dorgeel gras.Voor even verlaten door hun moeder
die, zoals het hoort, gevaren afleidt als wolven en mensen.

De wereld is haar carnivoor waarvan zij, verloren lopende
polonaise van een meisje, de opengesperde muil inhost. Ze
offert zich liever lallend en alleen. Niemand waagt haar zo

aan te raken. Gelieve dat ook nooit te doen.
Teken haar; het is een nadrukkelijk verzoek.

klein verzoek – hans van willigenburg

Er zat een ‘waarom’ aan te komen en daar houd ik niet van.
Ik doe altijd mijn best het zo goed uit te leggen
dat de gedachte aan een ‘waarom’ vroegtijdig smoort.
Ik tracht mee te nemen naar een plek of een moment
en ik ga net zo lang door tot die plek of dat moment
de plek en het moment zijn
die ik heb aangetroffen of meegemaakt.
Gewoon en ongewoon. Kalm en hysterisch.
En ik doe verschrikkelijk mijn best daarbij
de totale rijkdom van de plek of het moment uit te drukken.
Dit vertaalt zich naar mijn voeten en benen
en handen en vingers en de ademhaling enthousiast
op zoek naar vers speeksel om ook die paar stemmingnuances
die de neiging hebben in verre hoekjes weg te kruipen
onbarmhartig bij de lurven te pakken en eraan vast te plakken.
En vraag me niet, vraag me niks, maar staar in het gezegde,
in het volledig ongerijmde dat even door mij is uitgeveegd,
of desnoods in een deel ervan of in mijn naakte onvermogen
in de verste verte iets op te klaren of dichterbij te halen.
Maar, in godsnaam, vraag me alsjeblieft niet ‘waarom’! Wil je?

telefoontje – hans van willigenburg

Vanaf het moment dat hij de telefoon opnam
en het tot hem doordrong wie hij aan de lijn had,
was hij bang dat die ene vraag zou komen,
en hij kwam inderdaad, snel en gevoelloos,
en hij zuchtte,
en hij wilde de telefoon dwars door het raam gooien
omdat hij zich niet had vergist
en hij dat in dit geval zo ontzettend graag had gewild;
en het leek wel of de vraag zijn gespierde arm uitstak
en zich, met een harige vuist, ongevraagd
zijn mond in werkte en zich vervolgens
dieper en dieper een weg baande
via zijn slokdarm
naar de gevoeligste plekken
van zijn maagwand,
die schurend samentrok
van de geestestoestand achter de vraag,
van de personen achter de geestestoestand achter de vraag,
van de stem waarmee de vraag gesteld werd,
van de zwetende muren die zo’n vraag helpen uit iemand te wringen,
en hij zuchtte opnieuw,
en in de daarop volgende stilte kreeg hij te horen
wat hij was, wie hij was, waarom het zo zou blijven
en hij wat hij ook zou doen geen ziel meer zou kunnen verleiden
een greintje sympathie voor hem op te brengen,
en hij hoorde de stem naar nieuwe adem happen,
en hij vroeg zich af wat er na dit alles
nog meer zou kunnen komen,
welnu,

een verzoek eens gezellig langs te komen: ‘De wijn staat koud!’