Wie kent ze niet
De feestjes
Hij komt voortijdig klaar
Roept de verkeerde naam
So what? Kort erop
de beestjes
Je ouders vroegen nog
Met wie kom je dit jaar
Resultaten voor het trefwoord verkeerde
nog veertien dagen en dan…
geloof terug
in kanskaart
krassen voor de
ziel en zaligheid
bingo hoor ik schreeuwen
zet mezelf graag op
verkeerde been
neem kanslozen mee
aan de andere kant
komrij is er niet
Na de poëzieavond noemt zij
de verkeersremmers hevige heuvels.
Dat kan ook zijn door het glas.
Thuis wordt zij een zwartteenzeehond
in wintervacht.
Ze voelt zacht als naakt ijs
onder de witte kamerjas.
Morgen ontwaak ik in een wak
en zij met zwarte sokken.
Ik neem een zuurremmer voor de slokdarm
en laat me zakken in de armen van haar opgewarmde zuidpoolkring.
Onder ons rijden auto’s
de verkeerde richting in.
Ik check in op het perron
verkeerde paal
maar weet ik veel
mijn step-in een tree te hoog
voor een bekneld
coupé-gevoel
ongezien zoek ik de pijl
die richting geeft
aan hoge nood
ik zijg neer op giroblauw
een cirkel rookt
het raam voorbij
godzijdank mag ik nu gaan
het watert mij
Arriva-tijd.
Ze kwijlt iets over zon en maan
sleept sterren aan, en diamanten
flonkering. Ze morst wat dood
en diep verdriet en schuwt daarbij
de waarheid niet. De waarheid die
zo goed en groot door God
over de wereld uitgestrooid
wordt, fijne sneeuw die liggen
blijft. Ze maakt er ballen van,
een pop, beschrijft met zwarte
kool wat knopen, propt
een wortel in zijn wit
gezicht. Ze heeft een neus
voor dat soort zaken. Alles
wat ze raken kan gaat mis.
Maar iedereen roept
dat het prachtig is
omwille van de vrede.
Ja, mooi is dat toch
vrede. Stil en vredig
spelt ze s, n, e, e, u, w
alsof het kerstmis is.
Dan komt de dood
die eerlijk is,
trekt zijn pistool
en mist.
je trekt de verkeerde la open
daar zit geen kwaad in
haar badkamerstem
de blijde verwachting
je hebt goed geluisterd
naar de aanwijzingen
wat zoek je? liefde?
een pijnlijke herinnering?
duizend branduren
aan waxinelichtjes
heb je hem gevonden?
(de kurkentrekker)
een krantenknipsel
je leest een regel wit
‘van huilen wordt je lelijk
als je lacht ben je knap’
daarbij een glimlach
die redden moet
wat er te redden valt
wat doe je?
Droge woorden krimpen na in de coulissen.
De eenakter is gespeeld. Zacht roffelen handen
op de stoelleuning. De leeuwenkop blijft stoïcijns,
de mijne ook.
In de hoek rommelt een actrice met rekwisieten.
Haar lispelende mond zegt niets, zij is geen zuster van de karmelieten,
hoewel haar ogen bedelen.
Armoedige grond moet bemest.
Ik sla mijn slag op de gekeerde wang,
ontrol de vloer onder de voeten en verlaat het toneel.
De winteravond is verspeeld.
Recente reacties