Resultaten voor het trefwoord verhalen

verhalen van de derde etage – maaike klaster

1.

De zee is er bijna.
Zie je!
Er zijn vliegtuigpassagiers die het water al kunnen zien liggen.
Wij zien hun kerosinestaart, zwaaien de piloot gedag:
Dag meneer in de cockpit daarboven!
Hij laat op die ene witte streep na ons uitzicht blauw achter.

Wij wachten op de zee, die nu bijna hier is,
het strand door de wind vooruit heeft laten blazen.
Nog even en we duiken vanaf het dak in haar onbezorgde golven,
wrijven de slaap uit onze ogen, de laatste korrels van Klaas Vaak,
groeten de morgen.


2.


VENICE BEACH

 
Alles is omgekeerd.
Gisteren ligt voor me als een geïnverteerde woestijn –
nergens zand te bekennen.

Op t.v. zie ik L.A.,
die oceaan, die zee, de kustlijn die altijd een film blijft

en ik wil in dat water zwemmen, uit golven opstaan,
mezelf op het scherm tevoorschijn zien komen,
aan land gaan, in haar beloftes baden,
dromen achter me laten, alles waarmaken,
vanuit de stad het strand zien liggen en
nooit meer om zand hoeven vragen.
 
 
3.

Shampoo tussen mijn haar en hand.
Het parfum verdampt,
een vleug van een droom uit mijn jeugd.

In Italië op het strand
met mijn handdoek bijna in de branding
en de geur van zonnebrandolie op een gebronsde huid.
Dit is hoe vrouwen in bikini ruiken
als zij iedere dag in zonlicht baden – en de zee ruist.

Hier sta ik op een granito vloer
met de zee weer aan mijn voeten.
Het water dat langs mijn roze huid stroom, schuimt
en ik weet dat het niet te laat is,
dat er een branding in mij huist.

verhalen van de aarde – maaike klaster

1.

Ze gooien vliegtuigen op ons neer
om ons te beroven van een jeugd die we toch al niet meer hadden,
noemen het een Bijlmerramp, maar wij weten wel beter.
Moeder Aarde staat om de hoek te lachen
als wij bloemen aan de voet van onze dode voorvaderen leggen,
huilen om de kinderen die we nooit hebben leren kennen.

De kransen zijn zwart, maar als het tranen regent, kleuren wij
hun wereld net zo paars als wij zelf altijd de wereld
met bloemen bezaaid hadden willen zien,

en wij laten onze moeders achter
vinden ergens op aarde ons eigen graf,

leggen ons neer, tillen vliegtuigonderdelen terug in de lucht,
zwaaien onszelf, elkaar, de wereld uit,
brengen de black box naar huis.
 
 
2.

Moeder Aarde fluit ons terug naar huis,
bewaart vogeleieren in haar buik,
maakt een sprongetje dat je met het blote oog
net wel, net niet kunt zien.
De metro brengt ons thuis,

verandert niets aan ons perspectief.
Bomen leren ons één ding, dat bewegen leven is,
staan voor altijd stil,

om ons met zacht geritsel aan een eindeloze, lome zomer
en nog hoorbare kinderstemmen te herinneren.

We vinden ons terug in het blad en de stam,
staan levenloos te bloeden, roteren om onze eigen as,
zoeken naar die laatste pijl van dat eerste spelletje
spoorzoeken.

als je alleen maar nette woorden gebruikt, ben je een goed mens – maaike klaster

I.

Je vrijwillig tot bloedens toe in je reet laten neuken
en dan roepen dat je – boeh boeh – pijntjes hebt.
Smerig wijf.
Niet de seks is vies, maar jij.
 
 
II.

Je zit recht voor m’n neus in je broek te schijten,
terwijl de w.c. hier op de gang is, en zegt dan ook nog
achteraf dat ik degene ben die jou moet helpen je reet af te vegen,

weigert te luisteren naar mijn verhalen terwijl je opzichtig ongemakkelijk, expres zit te persen, laat weten niet te willen weten wie mij zojuist de tanden uit m’n bek heeft geslagen. Juist, dat was jij.

actualiteitswetenschappen – eric rosseel

Пусть животные приходят!

Materie raast over braakland, bergen en binnenmeren
Hoop en wanhoop worden eindelijk eerlijk verdeeld
Zeevaardige schepen zinken ter plaatse tot op de bodem
van de zompige akkers van zuinige varkensboeren
Uit reten en spleten rennen ratten en belhamels
gedupeerd en vol illusies hun zekere dood tegemoet

En prinses doornroosje zal niet meer moeten meemaken
ooit nog vochtig en pedofiel wakker te worden gekust
Lang en gelukkig smeert in uithoekige bouwvalligheden
het gemeen al jaren geen bruine rabarberconfituur
op vereenzaamde sneden gewijd zevengranenbrood
Ook daar verkoopt de pest afgeprijsde stinkbuilen

Op de daken wordt elke dag wilder en sexy gezongen
De dansers zwelgen in de kelders hypercola en wijnazijn
in het zwart en wit van Antwerpse nepgeheugenpillen
Dromen de opeen gestapelde eeuwelingen hun laatste droom
De zuigeling Robbe: die is aan acuut hersentekort gestorven
Een naamloze dode is de kamer ernaast geboren in vruchtensap

Dat alles gebeurt daarboven
Dat alles gebeurt daaronder
Dat alles gebeurt daar middenin
Dat alles gebeurt daar waar
Niemand er nog over verhalen kan

Пусть животные приходят!

zoet herinneren – hans goudart

Het leven lonkte vol beloften, maar wat bleek:
De mooiste mokkels vallen op
de grootste schoften.
Ik ben altijd veel te braaf geweest;
mijn leven lang een witte raaf geweest.
Begrijp me goed : Geen spoor van spijt
over alle benen wijd,
noch over het gevloeide maagdenbloed.
Ook zal ik nooit een kwaad woord
zelfs maar mompelen,
over de schatjes die ik weg zag strompelen.
Toch vraag ik mij bij vlagen af,
of mijn leven is geflopt.
Ik had er zoveel meer uit kunnen halen
als ik er meer had ingestopt.
Het blijft maar in mijn brein rondspoken:
Ik heb er lang niet alles ingestoken.
Nu zit ik soms te balen van
de leeg gebleven plekken in mijn dagboek
waar ongeschreven de verhalen staan
van zoet herinneren.
Weliswaar kookt mijn geheugen nu al over;
vergeleken bij mijn fantasie is mijn ervaring pover.

expeditie – bert bevers

Wij bukken onder zware takken. Op weg.
Vuren smeulen, in urnen. Neen, wij zijn
de uren niet vergeten van dans en zang,
van gebraad en van gerstenat. Drift volstaat

nu. Als dood tussen de dagen verdwijnt riet.
Wij zien water, veel water. Onze borsten nat,
onze hoofden vol van verovering. Stil als leder
is de betovering. Onze peddels staan stijf

van onbekende dromen. Wat ginder wacht gaat
nooit meer weg. Hol als lege vazen waadt ons
verte tegemoet. Er zullen lang verhalen worden
verteld. We moeten ons vermannen. Grommend

smeden wij bronzen plannen.

was – bennie spekken

hier sta ik
zwarte was
op te hangen

de wind speelt mij
parten met je
ondergoed

je string streelt
aalglad langs
mijn kin

ik kleur de verhalen
achter je luchtige
kledinglijn in

je nachthemdje
zijdezacht en
zondoorlicht

uit de droom
een nat washandje
in mijn gezicht

cimetière du montparnasse – bert bevers

Daar zijn ze weer, de galmen van de andere kant. Van
eerder. Aan deze Boulevard Edgar Quinet rusten
ergens op een zolder stijve foto’s in donkere albums.
Behouden mag de stille verte. Vroeger was er zonder

luister genoeg gefluister binnenskamers. Nu blijft ijdel
de bijbel dicht, al klinken er plots wel eventjes violen
samen, honderden. Onder spreektaal worden hier loze
riolen gedicht zodat het geheim van de verbazing blijft.

Voorvaderen kuchen, zien dat er nog steeds naar gulle
genade gesmacht wordt in lofprijzen. Zij hopen dat we
niet zullen vluchten in leeggeroofde zuchten maar gaan

verhalen van wat gebeuren mag. Van doorgift, in tempus
praesens. We horen. “En, was het weerzien blij?” En we
verstaan. “Ik zal een brief zijn uit mijn tijd, een andere.”

het is wat mensen – eelke van es

zoo lekker brullen,
een wijf om van te smullen,
lulkoek, stijve verhalen,
hij had het allemaal,
de ontslapene lachte
zijn ontwapenende lach.
Toen de beurskrach zware tijden
achter de meiden aan,
spontaan zoals dat gaat,
voor even en vergaan.

er klikt iets – gerda blees

boven onze grote hoofden
klikken legoblokjes in elkaar

we maken verhalen
met stulpen van feiten
aan fantastieke kuilen
bouwen rood met geel
een plastiek kasteel
van wij begrijpen
de wollen wereld

door nieuwe woorden vinden we
propellers en een schroef
bevestigen ze in het niet
stappen op om hoog
te stijgen
ver te drijven
af te ronden

bollen kleven nergens aan