Resultaten voor het trefwoord verhalen

1 – maaike klaster

conchita - maaike klaster
 
De zee is er bijna. Zie je!
Er zijn vliegtuigpassagiers die het water al kunnen zien liggen.
Wij zien hun kerosinestaart, zwaaien de piloot gedag:
Hallo meneer in de cockpit daarboven!
Hij laat op die ene witte streep na ons uitzicht blauw achter.

Wij wachten op de zee, die nu bijna hier is,
het strand door de wind vooruit heeft laten blazen.
Nog even en wij duiken vanaf het dak in haar onbezorgde golven,
wrijven de slaap uit onze ogen, de laatste korrels van Klaas Vaak,
groeten de morgen.

 

 


uit: Verhalen van de derde etage van Maaike Klaster met illustraties van Studio Zoveel.

ik wil niet meer horen – kees klok

Ik wil niet meer horen
van dit kolken en verklaren
dit uitleggen
van radeloosheid dit
veronderstellend alles weten.

Ik wil een ommuurde tuin
onder wolken die wij ooit
speels duidden
vers gemaaid gras de
geur van meisjesharen.

Geef mij blues, rebetika of fado
meeuwen boven drooggevallen
schorren, een slikrivier
met vissersboten die alleen
weten van roest en rotting.

Geef mij het schuren van
schepen langs de kade
vervagende letters op
doorweekt krantenpapier
en verstomde microfoonstemmen.

Laat mij het ritme van de rivier
de verhalen
van een grootvader
die beter wist.

verhalen van de aarde – maaike klaster

1.
 
Het regent bloemblaadjes, dwars door mij heen en die bloesem
blijft maar vallen. Het is zo wonderschoon om van binnenuit te
worden opgewarmd door een zon die buiten schijnt.

Het stof van de straat kruipt langs mijn huid omhoog als ik word
verwelkomd door het gelach op het plein; vervroegde zomerhitte;
kinderen die spelen in de fontein; hun moeders die aan de zijlijn
staan te kijken. Parasols werpen een schaduw op een Amsterdams
terras, waar het leven zonder die beschutting in de stralen van de
zon opgaat als waterijsjes die kleurrijk smelten.

Hier vind je overal om je heen de wereld waar iemand vroeger in
een boek over schreef.
 
 
2.
 
Er is nog zoveel leven op straat na twaalven. Zomerakoestiek,
gelach in de nacht. Restverschijnselen van een ondergaande zon.
De warmte zit ‘m nu niet in de lucht, maar in tegels.

Leg je wang aan de grond, luister naar het zachte gebrom van
de aarde en val in haar armen in slaap.
 
 
3.
 
Sta op, klop het stof van je kleren en doe net alsof je al wakker was.
Het is ochtend en het licht dat je ziet is jouw wekker, is de zon.
 
 
4.
 
De lucht is vol zinnen. Air zingt: “All i need is a little time.”
Vlaggetjes. Iemand geeft een feestje. Vrienden en een bbq.
Kalme families op een kleed. Mannen en hun pitbulls.

Het stof kruipt opnieuw omhoog langs mijn huid. Dit is hoe ik één
met een park word; hoe het park zich in lagen om mij heen vouwt:
herinneringen aan vakanties in Frankrijk, een berghelling in Zwitserland
met rivierglinsteringen. Ik zie boterbloemen, madeliefjes, ben weer drie,
loop verder, voel het koele gras onder mijne voeten, ben ook maar een
mens, een bewegend, levend hompje vlees, naar liefde op zoek, vind
overal hetzelfde, wonderschone stof, adem alles voor de eerste, laatste,
miljardste keer in, loop verder en zing, een melodie in zomerkleuren,
als in een videoclip aan één stuk. Unfinished Sympathy.

verhalen van de aarde – maaike klaster

Eigenlijk is dit een heel klein universum.
Kijk maar in je hart, daar vind je alles wat je nodig had,
iedereen die jou ooit haatte, iedereen om wie jij gaf.
Wij weten allemaal dat als wij maar diep en lang genoeg
graven, wij in ieder atoom van iedere cel een zee aan
melkwegstelsels zullen ontdekken.

verhalen van de aarde – maaike klaster

De maan door een vergrootglas boven een stad zien hangen.
Zij verlangt naar haar straten, geeft zich aan de menigte over.
Hier is niemand die haar ziet zoals wij haar zien. Hier is zij wit
en verveelt zij zich nooit, vervelt zij alleen, ademt zij haar
eigen stof weer in. Hier gooit zij hoge ogen, kijken zij naar haar
volle gezicht op, wassen zij zich in haar licht, wassen zij haar
haren. Hier hoeft zij nooit meer dood te gaan. Hier ben ik niet,
maar ik kan zien waar zij is geweest, herken de weg die zij wil
gaan, hoe zij de maan gedag zwaait en zich in het neonlicht
begeeft, de nacht kust met haar gulle lach, hoe alles wat
bevreemdt al heel lang bekend terrein geworden is, hoe de stad
terugpraat met iedere straattegel, met iedere hoer op iedere stoep,
en op iedere hoek een nieuwe kans om een andere weg in te slaan,
dealers die naar specerijen ruiken die je thuis alleen uit keukens
kende, luchtige overhemden, een zonnehoed – ook na
zonsondergang, en het klikken van je hakken, de zolen van de
sandalen aan je half ontblote voeten, een deur die voor je opengaat.

Zo ben je altijd onderweg, veeg je al die oude tranen weg, maar
niet echt, veeg je de vloer aan met je vader die jouw taal nooit
heeft gesproken, geef jij jezelf een nieuwe moeder kado die van
iedereen nog het meeste op de jouwe lijkt, vind je een geheime
tuin om steeds in terug te komen, andermans thuis om in te wonen.

* – maaike klaster

Onze Noordzee is een oude vrouw met Verhalen Van Duizend-en-een-nacht,
een golf voor iedereen, een groen stroom die voor ons allen lacht. Waarom
vertrouwen wij haar niet? Mijn leven lang zal ik die kustlijn afspeuren tot
ik die ene kaurischelp gevonden heb en in mijn jaszak mee naar huis kan
nemen. Wacht! Daar lag ze al.

verhalen van de aarde – maaike klaster

1.

Wat ik zo’n goeie grap vind,
luister jongens, daar komt-ie:
is dat onze voorouders een paar jaar geleden besloten
om wat Afrikanen naar het nieuwe land te verschepen
om ze daar als slaaf hun vuile werk te laten doen
en ze in ruil daarvoor hun (onze) koningin te schenken,

– ik weet dat dit een gedicht van niks is,
maar luister even, het is een vies karwei,
maar iemand moet het doen, dus blijf nog even –

om diezelfde nieuwe Nederlanders – hoe moet ik ze anders noemen? –
de toegang tot hun eigen huis te ontzeggen:
ben je van de Antillen, dan willen wij jou hier niet binnen.
Wat is dat voor iets smerigs?!

Zo begrijp ik ook nog steeds niet dat ik op een zwarte school zat.
Wat betekent dat? Dat ik zwart ben of dat ik er niet was?
Volgens sommige mensen hebben alleen negerinnen dikke billen.
Als dat het geval is, dan ben ik zwart. Wat op hetzelfde neerkomt als dit:
je kunt mijn dikke, Hollandse kont kussen!
Ik ben nog steeds op zoek naar goede negerzoenen.
 
 
2.

De Bijlmer was allang in Zuid, Mothafucka!
Heb je mijn broer niet horen rappen?!
Heel het Barlaeus Gymnasium zong mee.
Koren werden opgericht om mijn brotha door die gangen
op de voet te volgen.
Volksvijand nummer één ben jij, met die grijns.
Bel de politie, bange poeperd, want ook ik ben er geweest,
met die smakelijke klok in mijn kontzak om je te vertellen dat het tijd is,
dat 1989 nu hier is. Tromgeroffel dames & heren:
Blijf met die gemanicuurde, gladde handjes van mijn huis af en ga je eigen
moeder neuken.
 
 
3.

SGR/OSB

Overal en nergens komen wij vandaan,
maar vooral en in de eerste plaats uit onze moeders, vaders.
Zo bewonen wij dit voormalige Niemandsland, dit vroegere moeras
tussen bomen en beton, met overal gras om in te spelen,
zitten wij naast elkaar in de klas van dat grote nieuwbouwgebouw
met de zon en vakantie voor de deur, fietsen op het schoolplein
en een een spoor van hairextensionnepvlechten van een meidenvechtpartij,
vinden wij een ander land, religie in elkaar, lachen wij die natuurkundeformules
keihard uit, omdat wij nu heel zeker weten dat dit heelal zich niet tot de lappen stof van onze spijkerbroeken, korte topjes, hoofddoeken beperkt,
maar dat het de richting was die de sterren ons wezen
om ons naar deze school in deze wijk van deze stad te begeven,
waar vrede altijd op de loer lag, ons zo ontzettend lief was
dat wij nooit beter hebben geweten.

verhalen van derde etage – maaike klaster

1.

De geur van pizza in de vooravond,
God die naar me lacht.
Hoe kan ik al die mensen bedanken
die mijn hart in dat van hen bewaarden
toen het de stank van Satan was
die door de deur van mijn oven kroop?
Ik houd ze in mijn eigen hart en
wieg ze als een pasgeboren baby,
denk aan borsten vol met goede moedermelk
als ik de gesmolten mozzarella eet,
leef nog steeds.
 
 
2.

Ook al is dit een leren bank
in een kamer van een woning
op de derde etage, en heb ik
aarde onder mijn nagels,
ik zou zweren dat hier een zee
zat, dat al het zoute water dat
ik ooit zag, de Middellandse zee
vanaf de achterbank, in golven
over mijn lippen zou stromen
als ik mijn mond nu open deed.
Daarom schrijf ik het.
 
 

3.

CONCHITA

Misschien ben ik een schelp
en zing ik zachte liedjes voor jou
die alleen jij kunt horen
wanneer jij mij tegen jouw oor aanhoudt.
Luister maar. Daar ga ik al.