Resultaten voor het trefwoord vee

virtueel – sem tenor

de reclames
voor relaties
en hun bemiddeling
doen geloven

er zijn veel meer
schone compleet opgewonden
dames dan vieze

oude mannetjes

ligt de handel
in vrouwen
op z’n gat

denkt de politiek
succes geboekt

blijkt slavenhandel
gewoon geheel
mannelijk vee

dekhengsten komen
en gaan…

onderwijl

publiek lacht
om het buiten-
huiselijk geweld

zweep er over

en wat zand
 
 
ben jij nou een vent…

laat deze dag toch langzaam gaan. – martin m aart de jong

je mist geen treinen. Je veegt de slaap uit je gezicht,
maar mist geen treinen. Waar deze trein naar toe
mag gaan dat weet je niet. Je kent de namen,
de gezichten niet van mensen om je heen je ziet
geen tranen. Het is een vreemde treincoupé
het lijkt zo wel alsof ze vee hier hebben laten
slapen. Waar deze trein naar toe mag gaan
dat weet je niet. Je kunt het vragen, maar
dat durf je niet. Je denkt aan hoe je wakker
werd vannacht, je lag te slapen. Er werd niet
eens eerst aangebeld, er werd geschreeuwd
en met geweld werd je je met je moeder,
vader en je zus een auto ingeladen. Waar
deze trein naar toe mag gaan dat weet je niet.
Niemand heeft de kaartjes, of vertelt je iets.

terp – c.p. vincentius

Tegen de avond veroveren storm en regen
in wolkbreuk en springvloed
landerijen en spoelen have en goed weg.

Land doordrenkt, lagere dijken bezwijken
volk vlucht naar kerkhof en kerk,
terwijl wind toeneemt, doorweekt, verkilt.

Vanaf de terp zien vluchtelingen hun vee
verdrinken, golven stijgen en weet
ieder zijn leven alleen voorlopig veilig.

beurtzang – jan holtman

naar Dr. J.P. Heije & Fr. Coenen

I

In het groene lover zit een vogelijn;
Onder ’t groen lover zit een maagdelijn;
’t vogeltje zingt boven, ’t meisje in de maneschijn,
Wel gevreeen! En hun zoete stemmen smelten zacht ineen.

   
II

In de kruidjes al het wollig vee.
In de blaadjes fluistert de boer al mee;
’t vogeltje zingt boven, ’t meisje in de maneschijn,
Wel gevreeen! En hun stemmen smelten zacht ineen.

   
III

’t Vogelkeeltje ontglippen lied’ren God ter eer,
En de maagdenlippen danken God den Heer:
’t vogeltje is gevlogen, ’t meisje weer bedrogen,
Wel gevreeen: het meisje, de boer, de Heer.