aan het lied dat ik neurie
zal je mij herkennen
aan de kleur van mijn kleren
en de plek waar een litteken staat
je zal me naar de velden leiden
als een gek in een veel te kleine stoel
en tussen duizend tulpen
zal ik je vinden
aan het lied dat ik neurie
zal je mij herkennen
aan de kleur van mijn kleren
en de plek waar een litteken staat
je zal me naar de velden leiden
als een gek in een veel te kleine stoel
en tussen duizend tulpen
zal ik je vinden
gezichten achter glas
ansichtkaarten
als vlekken op het behang
tulpen in een vaas
patience
en de klok
die het vertikt
Ik denk na over mijn bestemming
Wat zal ik doen: mijn moeder bezoeken met tulpen
Of mijn tuberculeuze tante met gedroogde vijgen?
Geen van beiden
Ik besluit naar een gelovige vriend te gaan
Hij is niet thuis
Maar het licht brandt
In zijn sobere woonkamer
Schijnt het op een stilleven van theebuiltjes en opengesneden forellen.
Ik bezoek mijn moeder zonder bloemen
Ze negeert mij en chat verder
Met haar Libanese toneelschrijver
De vader van geen enkel kind
Ik plunder haar kasten
Met een uitpuilende rugzak vlucht ik
Naar een ander land
Het is niet exotisch, het is Nederland.
In een kunstmatige grot overnacht ik
Tussen paardendieven en kattenmoordenaars
Voel ik mij nederig en/of heilig
Ik voeder ze
Bonen van mijn moeder
Borsten van mijzelf.
In een nis staat een beeld
Van een brandweerman die
In zijn armen een bundel dode bejaarden draagt
’s ochtends wordt het een houthakker met zijn kroost.
Recente reacties