Resultaten voor het trefwoord troebel

de honger – tijl nuyts

De honger danst als een dwaallicht
in zijn ogen wanneer zij passeert.
Getooid met een kluwen
van twijfel trippelt zij nietsvermoedend
zijn blik voorbij
als in een trillend waas.

Terwijl hij zich met haar aanblik vult
ziet hij doorheen troebel water
hoe zij zich uitstrekt,
zich krult in troebel glas.
Hij ziet hoe zij smelt, opbrandt, uitwaaiert
en weggeblazen wordt als as.

Huilend kruipt hij dieper weg
in de plooien van zijn jas
om daar bedeesd te rillen.

Hij wou dat zij gebleven was,
dat hij zijn honger eindelijk kon stillen.

witte ruis – lammert voos

geen signaal
en geen sprinkhanen in het veld,
geen salamanders en kikkervisjes in de
sloot achter school en waar is jouw stem gebleven?
waar zijn de meikevers, torren, de vis in de rivier; geen lucht,
geen water, geen groen gras; roestvlokken zweven dor
en droog en de longen schrijnen, het haar valt uit en
de buurman knabbelt aan de tenen van zijn vrouw,
niet uit liefde, uit haar buik groeit robertskruid en kalveren aborteren
zichzelf en in de nageboorte geen zuurstofrijk bloed en alles
verkruimelt en ik toets het nummer nog eens in en die
stilte, verpletterende stilte in de hoorn het ruisen van
aanrollende golven overspoelen staketsel en traliewerk
en beelden drijven het strand op en het kind pulkt de
laatste alikruik uit zijn schulp en steekt die; het potje is
leeg op wat troebel drab na, je dacht dat alles zeker was
en tussen je tenen zand en daar verderop nog twee meeuwen
weggewaaid, dood als oncontroleerbare vliegers met in de
ooghoek van het geschilderde gezicht een traan,
maar ik kan het niet goed zien
en ik draai me om,
voor altijd

voedingsadvies – martin m aart de jong

Dichters moeten zich voeden met broojes kroket
of aanzitten aan een groots banket van vijftien gangen;
goudomrande borden op tafel die na gebruik achterover gesmeten
het marmer op vallen. Stuk voor stuk. Tussenwegen zijn er niet.

Dichters moeten zich dood zuipen. Aan jenever en aan bier.
Of voorzichtig nippend peinzen, uitkijkend op een vijver
vanuit verzorgingstehuis “de Gouden Lier”.

Dichters moeten kinderen blijven, doelloos
lullen over niets. Of aan filosofie bezwijken.
Ouder worden zonder zin. Dichters moeten
eeuwig zwijgen, of zoiets als Rembrandt schrijven

woord voor woord in dikke lagen strijken
ze chocolade zinnen op papier.
Dichters moeten mensen
lijken die in twee dimensies fier doch
vet en vadsig troebel uit hun ogen kijken.
Boerend en stinkend naar zweet en bier.

troebel – hanny van alphen

leeft er waarheid
in gisteren
toen in diepte
van de bel
jijzelf
de grond niet zag

leeft er waarheid
in morgen
wanneer je zegt
ja echt,
morgen

spuug ik in het glas