Resultaten voor het trefwoord trein

de begrafenis – diana hoogenraad

de bus stopt
stap in
ik zit
sta op
stap uit

neem de trein
stap in
ik zit
sta op
stap uit

met de metro
stap in
ik zit
sta op
stap uit

pak mijn bus
stap in
ik zit
sta op
stap uit

ik loop naar huis
het kerkhof achterlatend

vreemde geschiedenis – martin m aart de jong

De dag vertalen in een grap.
De stad uit dwalen met
een lach en aan de poort
de tol betalen. Piep.
Het gezag hing vroeger
mensen op. Dat Galgewater.

Ze zijn allemaal geteld.
Er rolden hoofden op
een steen werd recht
gesproken. Pek en veren
opgestoken en een vrouw
werd in een ton gehezen
na gewezen, uitgefloten.

De tijd van nu wringt alles
uit. Een bangalijst.

Een meisje in de trein
geeft telefonisch
haar geheimen prijs
aan iedereen die
oren heeft. Ze wil
niet meer naar school

ze is zo bang voor
soortgenoten. Ze
hebben besloten haar
te mijden als

de pest. De stad
glijdt weg terwijl ze
vastgrijpt aan haar taal.
Ze zijn allemaal
niet te vertrouwen zegt
ze houden vast aan niets.
Het is beter dat ik ze verlies.

het klootjes getij – piet van der laan

zaterdag zuigt als slijk door de straten
uit alle gaten, gehuchten
langs stadjers die trachten te vluchten
gaat het slijk weer op zoek naar de buit

want het slijm van het land
sleurt haar zakken door straten
vandaag. straten door stadjers verlaten
want de stad verkoopt uit

zaterdag slurpt het schuim door de straten
door winkels, langs tjokvolle rekken
met klotsende oksels en schuimende bekken
naar koopjes op zoek

kort coupe soleil uit de trein
al Kletsend op skai leren laarzen
met hun vadsige aarzen
gebloesd uit de broek

shagjes pielende pappa’s staan buiten
verveeld, naast hun koters die boos staan te huilen
terwijl binnen moeder BH’s pleegt te ruilen
want haar hangtieten bleken te klein

voor McDonald’s, bezwangerde sletjes
van vriendjes die nog van niets weten
staan bellend hun burgers te vreten
‘jij kan echt dus de vader wel zijn!’

zaterdag stuwt het slip door de straten
als een roestig klootjes gemaal
bleek, pokdalig gepeupel. Herestraat helemaal
‘nog een keertje dan, voordat ze sluiten.’

het tij wordt gekeerd door de klok van de toren
de vlaggen verdwenen, het slijk is bezonken
in de Griet worden koopjes beklonken
met schurende dijen en krampige kuiten

het Zaterdag slijk sijpelt sloom langs de luiken
en druipt af naar hun holen en gaten
zes uur, de stad wordt verlaten
op stadjutters na

het dagje uit valt in het water – diana hoogenraad

De nacht was kort
en zwart
wakend
wachtend op licht
Het lied vooruit
met Boerka aan
naar mijn bestemming
veilig met de trein
kijk ik door een ruit
Hemelwater
met bakken
droog kom ik aan
vol verwachting
valt ter plekke
De Hoop
over de Witte-Vrouwenbrug
te water

kopstation – niels blomberg

Ik ben het eindpunt
stootblok waarop je
zoektocht te pletter loopt
Raap je bezittingen
bij elkaar en stap
uit

Ik ben het nooit beloofde land
Leg je rusteloze hoofd
in mijn moederschoot
Hang je kleren in mijn kast
strijk de reiskreukels
uit je feestkledij

Ik ben de ankerplaats
veilige haven en blok
aan je been
Wij dansen samen
op gepaste afstand
tot
jij bezwijkt voor de lokroep
van de eerste trein

laat deze dag toch langzaam gaan. – martin m aart de jong

je mist geen treinen. Je veegt de slaap uit je gezicht,
maar mist geen treinen. Waar deze trein naar toe
mag gaan dat weet je niet. Je kent de namen,
de gezichten niet van mensen om je heen je ziet
geen tranen. Het is een vreemde treincoupé
het lijkt zo wel alsof ze vee hier hebben laten
slapen. Waar deze trein naar toe mag gaan
dat weet je niet. Je kunt het vragen, maar
dat durf je niet. Je denkt aan hoe je wakker
werd vannacht, je lag te slapen. Er werd niet
eens eerst aangebeld, er werd geschreeuwd
en met geweld werd je je met je moeder,
vader en je zus een auto ingeladen. Waar
deze trein naar toe mag gaan dat weet je niet.
Niemand heeft de kaartjes, of vertelt je iets.

wet van behoud van afstand – roop

mijn meisje heet er zijn
geen nieuwe berichten
maar ik noem haar nooit

ze is gekooid
met dode dichters
waar geen woord meer roept

haar dak is schuin ze heeft
een voor- en achtertuin
maar geen balkon

ze heeft ruimte voor kastelen
een bos en heel veel vis alleen
voor uitzicht moet ze klimmen

het is een half uur met de trein
en verder dan de zon

het diepe zuiden – menno wieringa

Een greppel in de mist
verlaten huizen
resten van plantages
een gewonde boom

geen mens

toch ze zijn er geweest
kinderen die spelen in het water
een spoorbrug en een trein
de ruiter op de oprijlaan

schijnbaar ongerept

beelden in zwart en wit
katoen tabak
de Unie trekt ten strijde
the night they drove old dixie down

landschap
dat zijn onschuld heeft verloren
bewogen
vlekken strepen krassen
stofjes haren
als van jaren her

terug – frido welker

er is weer een nacht
er is weer een trein
er is een groep mensen, zittend
luisterend
ouderdomsproblemen, vrouwenclubjes
uitstapjes naar -, weg
er is deze groep en niets
dat buiten passeert
wel lichten en huizen enzo
maar geen waarde
we zijn allemaal
we zijn wat we doen
en het enige wat we doen is gaan
de straat uit
het spoor over
op huis aan