Resultaten voor het trefwoord toon

in infinitum – rob van de zande

Uit al hetgeen met verderf is bezaaid,
Prijkt uw schoon enig tegen jaren aan
Dat oogst fijner dan het jongste graan
In bloei hult waarop oneindigheid laait.

Want als des levens komst u zal verzuren
Of de dood in u zoet een tombe delft,
Zal een helle schim ons als wederhelft
In plaag dopen tot het vergane der uren.

Ik zeg u, liefste, met nederige toon
Dat dit schouwspel u in mondain vertoon
Nimmer naar plotrede zal bezingen,

Want aast aarde op mens als sluwe rover
En laat wereld geen vernuft van zich over,
Toch blijft u erfgoed zijner wentelingen.

het gedicht van o – maaike klaster

Voor Colin
 
 
Mijn zachtrode O
    zingt rondswingende roversliedjes.
Mijn O
    klinkt als scharlakenrood

en zeg je Sesam Opium,
    dan klapt ze langzaam open,
blozend.

Zo paait ze je met een keel van zijde,
    ademt ze falie uit.
Zo, Baba, zo mooi.

Als een dadel in je palm
    zacht tot de pit. Waar wacht je op?

Roffel als de kleine trom.
    Rimbom, Baba, rimbom bom bom.
Kom maar op met die trombone,

speel de toon van pimpernoot
    en doe het zonder handen. Ja,

raamkozijn omvat het oosten,
    toont ons purpergloren. Hoor.

Bolero dondert honingbliksem.
    Prismaspectrum!
En overal ozon. Ozon.

deadline – marjon zomer

je huis moet leeg
zo zijn de dingen
jouw dingen
ineens een opruimklus

alles moet afgezegd
leeg en weg
je broeken van de lijn
– ze voelen stijf –

verbonden voel ik me
met dingen
die niets kunnen zeggen

met de hoorn van de haak
trek ik het snoer
uit de muur
de toon sterft

nu is er alleen nog behang
met lichte afdrukken
op foto’s op Funda

jij – sil darius

een stem een toon
een woord in klank
een geluid een lied
een melodie in zang
een gebaar een blik
een gevoel in mij
gegeven door jou

gerard bilders – menno wieringa

Vroeg op pad
ik fiets de heuvel af
het is nog koel

in de schaduw van een oude beuk
liggen koeien
wachtend op de hitte die komen gaat
kauwend en stomend

Betuws landschap bij opkomend onweer
Wodanseik Zomerweelde

hoestend en rochelend
schilderde hij de omgeving
op zoek naar een toon
die hij gekleurd grijs noemde
het Barbizon van het noorden

in onmin met zijn mecenas
op De Hemelsche Berg

ik zie nog steeds die schilderijen

Genève St Ange Brussel Amsterdam
telkens kwam hij terug

nauwelijks volwassen
is het afgelopen

het houthakkersdorp in het forêt
de Fontainebleau heeft hij nooit gezien

mijn dorp heeft een weggetje naar hem vernoemd

zienderogen – hans mellendijk

ogen voelden ruikend licht
handen zagen smakend vorm
oren proefden voelend toon
neuzen hoorden ziend reuk
tongen roken horend smaak

licht oogde voelend reuk
vorm handelde ziend smaak
toon hoorde proevend gevoel
reuk neusde horend zicht
smaak tongde ruikend gehoor

ogen zagen voelend reuk
handen proefden ziend smaak
oren hoorden ruikend licht
neuzen roken horend vorm
tongen voelden smakend toon

licht handelde proevend zicht
vorm hoorde ruikend gehoor
toon neusde horend reuk
reuk tongde voelend smaak
smaak oogde ziend gevoel

ogen proefden horend vorm
handen hoorden ruikend toon
oren roken smakend reuk
neuzen voelden ziend smaak
tongen zagen voelend licht

licht hoorde ruikend smaak
vorm neusde ziend gevoel
toon tongde voelend zicht
reuk oogde proevend gehoor
smaak handelde horend reuk

ogen hoorden smakend smaak
handen roken voelend licht
oren voelden ziend vorm
neuzen zagen horend toon
tongen proefden ruikend reuk

licht neusde ziend gehoor
vorm tongde proevend reuk
toon oogde horend smaak
reuk handelde ruikend gevoel
smaak hoorde voelend zicht

ogen roken ziend toon
handen voelden horend reuk
oren zagen ruikend smaak
neuzen proefden smakend licht
tongen hoorden voelend vorm

licht tongde horend gevoel
vorm oogde ruikend zicht
toon handelde voelend gehoor
reuk hoorde ziend smaak
smaak neusde proevend reuk

proevendertongen laf
horenderoren doof
ruikenderneuzen niets
voelenderhanden dood
zienderogen blind

gedicht dat mij in de steek laat – delphine lecompte

Lijden? Ja, allemaal
Mijn grootmoeder in de woonkamer vooral
’s nachts wordt ze daar bezocht door razende nachtvlinders
Het is precies stuifmeel dat ze achterlaten
Dan as dat valt in haar lege whiskyglas
Overdag wil ze met rust gelaten worden
Maar daar zijn haar kleindochters:
Deze blijft beneden om geld te bedelen
De andere gaat naar boven om broches te stelen
Maar alles is weg, wat overblijft is tin en Keltisch of verzonnen.

Wie heb je liever?
Diegene die beneden blijft en grote borsten heeft?
Of de andere? Dat ben ik, ik vind tin en ik schrijf
Mijn grootmoeder geeft mijn nicht geld om een stola te kopen
Een stola van vossenbont om op een boerenbal uit de toon te vallen
Maar vergeet niet dat je spaniël nieuwe hartkleppen nodig heeft
Ze vergeet het en de spaniël sterft, ze vergeet naar het bal te gaan en
Iemand anders valt uit de toon, zonder bont, gewoon door Ida te zijn
Drankzuchtige, nymfomane Ida met de scheve neus en het vettige voorhoofd
Geef haar toch een pony en een neuscorrectie!

Hou je nog altijd meer van mijn nicht?
Typisch!
Het is mijn schuld, ik had over haar borsten moeten zwijgen
Maar het is te laat, ik heb ze vermeld en ze zijn stevig
Zie mij hier nu staan: ik val uit de toon in mijn eigen gedicht.