Resultaten voor het trefwoord tocht

een ziel in drieborg – berry tunderman

Ik ging naar Drieborg
Want het heeft een naam.
En het ligt eigenlijk.
Hier best een eind vandaan.

Tegen de storm in op de fiets.
Want Drieborg heeft veel ruimte.
Maar fiets je hard genoeg
Voel je daarvan bijna niets.

Over Drieborg wordt weinig gesproken.
Misschien wat gefluister in de duisternis.
Alsof het er stikt van de spoken.
Dat het er niet pluis is.

Drieborg is zelden beschreven.
Het weinige dat we weten.
Is dat er nog veel communisten leven.
(Maar tussen U en ons)
Die hebben het allang begeven.

Word je in Drieborg overvallen.
Door honger, dorst of plotse jeuk.
Om 5 uur gaat Het Noorderlicht open
Voor bier, patat, hoor dan de wichies lallen.

Voor elke Drijborger zijn er zwei te veul.
Sprak ooit een laaiwabbe uit Vlagwedde.
Maar krek toen lag een een Drieborger.
Lekker met zain wief op bêdde.

De hoofdstraat slechts een karrepad.
Wel geasfalteerd want je moet toch wat.
De smidse: vuur en muur, koud en kil.
In Drieborg is het al te lang te stil.

Ze zeggen dat je erop kunt wachten.
Dat zelfs de spoken het dorp verlaten.
Niets dat we al wisten.
Geen Drieborger laat zich kisten.

Ik sprak een ziel in Drieborg.
Goedgeluimd en weldoorvoed.
Stond een reiziger te woord als dat hoort.
Als was mijn last zijn eerste zorg.

Is er dan echt geen brug in Drieborg?
Zo hoor ik een stille vraag.
Maar of die mijn fiets zal houden.
Blijft nog steeds wat vaag.

Natuurlijk zijn er geen drie borgen.
Als je Drieborg binnenfietst.
Statig pronkend met hun tuinen.
Het Noorderlicht: – verders niets.

Je kunt het keren, je kunt het draaien.
De boeddhist in mij kreeg wat hij zocht.
Niks te eten, niks te halen.

Niet voor een moment geborgen
Laat staan even uit de tocht.

tocht der tochten – jan van heemst

In sneeuw en gure winden
reed hij op witte wegen
en werd daarna door al zijn vrinden
in de adelstand verheven.

Het daglicht was van korte duur;
de buien als een blinde muur
waar hij doorheen moet rammen;
hij wist dat hij moest vlammen
tot in het laatste uur.

Het duister kleurde alles grijs;
hij kreeg de wind van voren
en met de schimmen op het ijs
vocht hij nu om de grote prijs;
want wie niet doorzet is verloren.

Dan eindelijk de laatste stad,
die hij als Generaal betrad,
want nu als slagroom op de taart
reed hij weer op de Bonkevaart
en wist zich uitverkoren.

naakt – lammert voos

uitgekleed voor de spiegel zie ik
slap vel, grijs schaamhaar en vetrollen
rond de taille, welke taille? het zal vast niet
lang meer duren en de stilte vliegt me
naar de strot als een meute dolle honden
en de luiken worden door de wind geslagen
die aan de gordijnen rukt en de kachel walmt
roet, terwijl het gluiperig duister naar binnen
kruipt en de moed in de tocht
vervliegt

de muzeval – bennie spekken

(Taaltheaternacht, Emmen)

een monotoon
sonoor neuriënd
koor op de gang

de drempel over
de tocht door
de catacomben

mijn oog valt op
een motvlinder
tegen de lamp

geen weg terug
het is te laat
voor uitvluchten

mijn stem stokt
achter de deur
de zaal op zijn hand

raast de nacht
burgemeester
van rotterdam

romantiek is uit
den boze hier
komt ellende van

het lijf zucht
een laatste sigaret
ik weet niets meer