Ik ging naar Drieborg
Want het heeft een naam.
En het ligt eigenlijk.
Hier best een eind vandaan.
Tegen de storm in op de fiets.
Want Drieborg heeft veel ruimte.
Maar fiets je hard genoeg
Voel je daarvan bijna niets.
Over Drieborg wordt weinig gesproken.
Misschien wat gefluister in de duisternis.
Alsof het er stikt van de spoken.
Dat het er niet pluis is.
Drieborg is zelden beschreven.
Het weinige dat we weten.
Is dat er nog veel communisten leven.
(Maar tussen U en ons)
Die hebben het allang begeven.
Word je in Drieborg overvallen.
Door honger, dorst of plotse jeuk.
Om 5 uur gaat Het Noorderlicht open
Voor bier, patat, hoor dan de wichies lallen.
Voor elke Drijborger zijn er zwei te veul.
Sprak ooit een laaiwabbe uit Vlagwedde.
Maar krek toen lag een een Drieborger.
Lekker met zain wief op bêdde.
De hoofdstraat slechts een karrepad.
Wel geasfalteerd want je moet toch wat.
De smidse: vuur en muur, koud en kil.
In Drieborg is het al te lang te stil.
Ze zeggen dat je erop kunt wachten.
Dat zelfs de spoken het dorp verlaten.
Niets dat we al wisten.
Geen Drieborger laat zich kisten.
Ik sprak een ziel in Drieborg.
Goedgeluimd en weldoorvoed.
Stond een reiziger te woord als dat hoort.
Als was mijn last zijn eerste zorg.
Is er dan echt geen brug in Drieborg?
Zo hoor ik een stille vraag.
Maar of die mijn fiets zal houden.
Blijft nog steeds wat vaag.
Natuurlijk zijn er geen drie borgen.
Als je Drieborg binnenfietst.
Statig pronkend met hun tuinen.
Het Noorderlicht: – verders niets.
Je kunt het keren, je kunt het draaien.
De boeddhist in mij kreeg wat hij zocht.
Niks te eten, niks te halen.
Niet voor een moment geborgen
Laat staan even uit de tocht.
Recente reacties