Resultaten voor het trefwoord thuis

voor altijd loos – kate schlingemann

wat moeten we hier nog meer in zoekgeraakte hoeken
op tussentijdse grond terloops bij eb of vloed dan vloeken
wie houdt zijn handen thuis, hangt met kindontgroeiden rond
wie knoopt de lakens lang genoeg alsof wij al ongezond
hun blokken zijn aan been, wie maalt om ons, en komt op deze dag
ons niet met afgewende blik gedogen, nu we zelfs in boeken doven
en het binnenleven niet meer gaat, als we van alles niets meer mogen
buiten deze staat, naar zee zouden we wel willen, wij die niet te peilen
diep tot op het bot en laatst de zoute meisjes bleven

kostersvoordeel – marjon zomer

tijdens het avondmaal
was het de enige keer
dat we witbrood aten
de bakker leverde het brood
in hapklare blokjes aan

op glimmende schalen
stond het voorin de kerk
tot de dienst begon
onder witte doeken
zonder oud te worden

na de dienst stonden de schalen
bij ons boven op tafel
het overgebleven brood
propten we met handenvol
naar binnen

het lijden van jezus
en buikpijn op maandagmorgen
op die dagen werd
er bij ons thuis
niet veel gepoept

contro-vers – maaike klaster

Controversieel ben ik niet, of juist wel?
Ik weet inmiddels niet meer wat dat woord betekent.
Mijn broeders in de strijd leerden mij de lessen die ik nodig had:
dat zwart en wit hetzelfde zijn, dat zij tezamen regenbogen maken,
dat wij overal thuis zijn, dat leven luisteren en dan in vertrouwen
handelen is, dat ik altijd al deed wat ik nu doe: dit bolletje dat wij Aarde
noemen in mijn armen nemen en ons allemaal in slaap wiegen, liedjes zingen
die mijn kleine broertje voor mij schreef, die hij zelf nog steeds melodisch
schreeuwt. On Stage. Want daar gebeurt het, daar spelen wij met God, Allah,
de Vader, Moeder, of hoe je Het ook wilt noemen, en dat mag je iedere dag
doen. Om die liefdevolle leider nog eens aan te halen: “Life’s work, lady!” –
en dit is wat ik zeker weet: ik werk hard, ik speel harder.

verhalen van de aarde – maaike klaster

De maan door een vergrootglas boven een stad zien hangen.
Zij verlangt naar haar straten, geeft zich aan de menigte over.
Hier is niemand die haar ziet zoals wij haar zien. Hier is zij wit
en verveelt zij zich nooit, vervelt zij alleen, ademt zij haar
eigen stof weer in. Hier gooit zij hoge ogen, kijken zij naar haar
volle gezicht op, wassen zij zich in haar licht, wassen zij haar
haren. Hier hoeft zij nooit meer dood te gaan. Hier ben ik niet,
maar ik kan zien waar zij is geweest, herken de weg die zij wil
gaan, hoe zij de maan gedag zwaait en zich in het neonlicht
begeeft, de nacht kust met haar gulle lach, hoe alles wat
bevreemdt al heel lang bekend terrein geworden is, hoe de stad
terugpraat met iedere straattegel, met iedere hoer op iedere stoep,
en op iedere hoek een nieuwe kans om een andere weg in te slaan,
dealers die naar specerijen ruiken die je thuis alleen uit keukens
kende, luchtige overhemden, een zonnehoed – ook na
zonsondergang, en het klikken van je hakken, de zolen van de
sandalen aan je half ontblote voeten, een deur die voor je opengaat.

Zo ben je altijd onderweg, veeg je al die oude tranen weg, maar
niet echt, veeg je de vloer aan met je vader die jouw taal nooit
heeft gesproken, geef jij jezelf een nieuwe moeder kado die van
iedereen nog het meeste op de jouwe lijkt, vind je een geheime
tuin om steeds in terug te komen, andermans thuis om in te wonen.

… en morgen weer de wagen op. – martin m aart de jong

Hij neemt de vuilnis mee
hij heeft een stapel vuur
op zak thuis drinkt hij
meestal thee maar soms
wanneer het donker wordt
daar in zijn kop neemt
hij een schot het leven
sleept zich voort van
zondag naar zondag
frikandellen & patat
des ’s avonds bij
het voetbal voor
de dag erna
de wagen op
na koffie
hij tilt
gooit weg,
gooit alles
weg en maalt.

de oude kruisboogschutter koopt een imperfect juweel – delphine lecompte

De oude kruisboogschutter koopt op eigen houtje een steen
Rond mijn nek is het een donkerpaars juweel
Gekmakend imperfect is het gelaste zilver een doorn in mijn oog
Bovendien is de steen zelf veel te donker veel te groot
Maar een gegeven paard wordt niet op de tanden getikt.

De oude kruisboogschutter eet gretig een marsepeinen circusolifant
Hij begint met de linkerslagtand
Met de rechterslagtand boetseert hij een nieuwe olifant
Een wilde natuurlijk
Ik eet de wilde olifant op
Of vermaal ik de rechterslagtand van de circusolifant?

Het heeft geen belang
Dat ik mijn gekregen juweel haat
De oude kruisboogschutter vraagt:
‘Ben je blij met de steen?’
Het is belangrijk dat ik lieg.

Ik antwoord: ‘Het gelaste zilver is gekmakend imperfect,
Bovendien is de steen zelf veel te donker en dus een doorn…’
‘Een doorn?!??’ briest mijn muze
‘In mijn oog, een splinter in mijn oog! En ook nog een bloemzak om mijn hals!!
Een zak zelfrijzende bloem, hoor je me wel?!’
Bries ik uitzinnig terug.

Na het nieuwtestamentische geloei zwijgen we lang
Maar ik kan onze verkilling helaas niet chronometreren
Mijn polshorloge ligt nog thuis
Thuis maakt hij deel uit van een stilleven
Met ivoren alligator, blik linzen en woordenboek
Afrikaans-Nederlands Nederlands-Afrikaans.

het huis – serpil karisli

Het huis waar ik in woon is niet van mij
Waar het moederland is weet ik niet
Soms gedoemd, soms thuis bevind ik mij in Rotterdam
Acceptatie, demotivatie, verloren in de aarde
Richt ik mij ten hemel

Negatieve energie gedeeld door positieve kracht
de tijd die maar nooit stilstaat
het ik, de gedachte, de stemmen

De planeet Aarde zich bewegend
Als zijnde een wieg
De omvang, de cirkel, het oppervlak
Verdeeld over ruimte, zones en tijd

de minuut tikt door
tik tak, tik tak

het gevoel, zo nauw als een snaar

waar is het land?
De Aarde
gedeeld door 5
maal 7

Daar ergens is het huis
Maar dan ertussen
Middenin op het vlak
Omtrek, lengte maal breedte

Het huis
Niet hier niet daar
Er tussenin

nul – occludin

welkom op de faculteit
kijk daar kun je zitten
en hier staan de losers
ik raad af om hier
koffie te drinken
laat je boeken thuis
neem knakworst mee
kijk de docent niet aan
en vergeet je dialect
jij lieve eerstejaars
hier niet naar binnen gaan
daar werken echte mensen

angst – laura mijnders

Wanneer krakende voetstappen
zich voortbewegen in een nacht
die me speels wakker houd
wanneer alles vastbesloten lijkt
te liggen in angst, slechts enkel angst
in diezelfde angst
die mij
dagelijks zo bruut m’n dromen ontneemt
dan
vraag ik me af
of het niet beter zou zijn
om zo’n leeg bierblikje in de trein te zijn
of het niet beter zou zijn
om te bestaan in een traag meebewegen met het stoppen
van zo’n ijzeren monster
in het optrekken en het schudden
het blijven steken
in de barsten van een vloer
die door niemand opgemerkt word
Misschien is het beter
de adem van een willekeurig mens op de rand
van mijn blikken lichaam te voelen
zijn lippen die me even aanraken
om vervolgens
weggesmeten te worden
en te rollen
en te rollen
en te rollen
totdat iemand me oppakt
en er voor mij besloten word
dat ik thuis hoor
in een vuilnisbank
waarin ik niet meer geacht word te bestaan
zou dat
soms
niet makkelijker zijn