Resultaten voor het trefwoord tand

een ei moet je goed laten schrikken – pallas van huizen

Als je achter de feiten aanloopt heb je het zelf niet in de hand en laat je het aan
het lot over uiteindelijk verlies je dan op de langere termijn alsnog.
Er is een grijs gebied waarbinnen veiligheid en kosten voor veiligheid elkaar in
de weg zitten. Soms is het beter zo zuinig mogelijk te spelen, soms is het beter
om iets hoger te gaan zitten en met een extra investering je zekerheid, je
informatie af te kopen of te kopen.

(fictie)

Stel er staan een groep demonstranten op het Malieveld te protesteren tegen
het kraakverbod. Zij hebben allemaal azenkrakers zoals Q9, 67 en J8 in hun
handen, en maken opmars naar het binnenhof. De enige manier om die
demonstranten te stoppen is met genoeg druk (macht, geweld) van de politie om
ze zo af te schrikken dat zij niet met de laatste kaart op de river onze azen
(het kraakverbod) kraken. Met andere woorden, om iemand echt te laten passen
moet je hoog inzetten en mag je geen slappe inzetjes gebruiken, als je niet
hard genoeg speelt zullen die demonstranten altijd je azen kraken of de code
van de kluis verbeteren, wees daarom streng maar rechtvaardig als je recht
op de pot hebt en zet zeker niet te zwak in, het is meer een kwestie durven
(die koude plens water over dat ei uitstorten) dan van denken, want je weet
als die laatste kaart er nog niet ligt en het binnenhof is nog veilig
– dat je niet hoeft te verliezen als het op de laatste kaart (de confrontatie)
aankomt daarom is wat dat betreft verdediging je beste wapen om op te eisen
waar je recht op hebt.

(realiteit)

Overigens is de dag dat het pas echt gerechtvaardigd is om het kraken van
huizen te verbieden ook een dag dat er niet meer geruild hoeft te worden,
geen bloed met bloed vergolden meer wordt en de oude wet: oog om oog,
tand om tand vervangen wordt door de wet: gelijke voet, gelijke munt.
Op dit moment nog een utopie voor het grootste gedeelte van de wereld
en dus ook Nederland, helaas.

niet iedereen gaat door – ingeborg haalboom

Een kind beschrijft met pen
het krassen op zijn tafelblad
niemand weet waar hij blijft

als de inkt op is en dat je dat
dan niet terug kunt schrijven

de tand der terreur trotseerde destijds
er hangt een vel op zijn lippen
in vochtig verkleefde vorm

het kind breekt het ene been over het andere
alvorens optioneel een voetstuk te plaatsen
niets staat voor even op een moment

op een kier – dio the cilany

halfopen deur; een beetje scheef
het vermolmde hout
van vijftig jaar geleden nieuw
en achterstallig onderhoud

de stapel witte stoelen
laatste tand
van een afgeschreven gebit

ik zit
en zie de momenten
ik voel
ze glippen uit mijn hand

bij de dood van een klaploper – hanny van alphen

wil ik het bronzen zelfbeeld
of de gouden tand

dat is de vraag

een pottenkijker in mijn keuken
of een mee-eter

ik gis niet
waarom die uitvreter nalaat
een reden te geven

anders dan zijn lijfspreuk

– rood staan is beter dan wit liggen
dus leen ik bij het leven –

en weet
er hangt een prijskaartje aan zijn geschenk
bij de dood, hij zou ’t besterven

wanneer hij zou zien
dat zijn waanzinnig bestaan werd afbetaald
door de erven

zeven sloten – elize augustinus

zeven sloten - elize augustinus

En niet in zeven sloten tegelijk
’t hert op bevende poten
prikkeldraad stroom in de wei
’t gewei naderbij

En niet in zeven sloten tegelijk.

Schok wanhoop en luister
tegenstellingen welsprekendheid
der letteren en de dwazen die azen

altijd clowneske tand des tijds
kan ’t niet zeggen nog lang niet
alles dat weet niet weet allemaal
’t hart dat vleugels tedere waan

Onwetende werktuigen in mist
door gangen en spelonken
en zij die zoeken de hemel en in
boeken volgen de lichtgevende ster.

Amor hoor.
’t hert ’t gewei
’t sijpelend beekje.

En in zeven sloten tegelijk.

boek – lisette waterschoot

Sinds gisteravond laat je me achter met vragen
waar ik niet doorheen kan bijten.

Plots hangt mijn gebit met haken
en ogen aaneen, voelt elke tand vals

moet ik mijn beet lossen om niet
te verliezen wat wortelt in je vlees.

Papieren huid wordt zachter
en de mijne om een of andere reden ook

als ik in omslagen gewikkeld
-alleen de neus nog te zien-
leven in het lezen draag.

Zo gaat dat.
Zo.
Daar is de trap.

Hij kent het struikelen
Het tot evenwicht bijregelen van
wat overvloedig of te weinig is.

Ik treed hem na.
Breng me tot bijna vallen
terwijl, sober, het witste uitzicht

op het trouwste, meest lokkende kaft
even los en nutteloos aaneen hangt.

Maar deze avond in dit bed
helemaal onder de lamp

eet ik je op.

g’s gedicht voor de vrijheid – martin m aart de jong

Al om heen vallen woorden als moslims
neer voor het gebed. De tijd van klokkentorens
is voorbij. Alleen nog maar een schietgebed.
Waar is de tijd gebleven dat we sterren

droegen en kruizen. Die omgekeerde blinddoek
om het hoofd geknoopt, ik wind er niets om heen
ik doe er niets aan af, het windt me vreselijk op
dat ik daarop, dat rode bloeden van de onderdrukking;

mijn verrukking, mijn bestaan in de waagschaal stel.
Dit is mijn strijd. Dit komen en gaan van vreemdelingen
rammelend aan de poort van onze heilstaat, ons Jeruzalem.

Er is geen weg meer terug voor mij. Het kwaad zal woede
oogsten. Oog om oog, tand om tand. Wie goed doet hoeft
ons niet te vrezen. Geschiedenis herhaalt zich nooit.