Ik veegde woorden weg. Iets over polder.
Hoe de tijd een koe herkauwt, hoe zomer
klaver telt in landschap en de wrongel
kaas. Iets over biest, wat plukken schapen.
Knarsend grint en houten voeten.
Alles weg, in niets verdwenen zoals land
een woonwijk wordt. Tussen straten zie
ik vee tussen de namen aan de wand.
Zie ik bruine houten schuren. Ruik ik
teer en mest met stro, zie ik grote
brede handen aan het stuur
van een tractor tijd doorbreken.
Balen hooi en melkmachines. Sloten
die bekleed met kroos door een eend
zacht op geslobberd. Loop ik weer
mijn krantenwijk.
Recente reacties