het gaat goed
blijven staan
doorgaan
rug recht
vooruit
een spiegel
steekt tong uit
ik lach
pak mijn fiets
ondanks de storm
dag buurman
lekker weertje
het gaat goed
blijven staan
doorgaan
rug recht
vooruit
een spiegel
steekt tong uit
ik lach
pak mijn fiets
ondanks de storm
dag buurman
lekker weertje
Niets staat nog als een boom.
Hij houdt huis met uitgerukte woorden.
In haar ogen stijgt het water.
De grond dondert onder hun voeten. Stomweg.
Tot alles overwaait met een glas.
Stilte.
verlaten van groen
ingetogen op jezelf
je naaktheid ten toon
zo sta je daar, moederziel
mijn meelij is gewekt
terwijl het een natuurlijk verloop is
toch…
je grandeur van weleer
komt weer, dat weet ik
toch…
op pijnlijke wijze wordt blootgelegd
de onvolkomenheden opgelopen
tijdens storm, droogte, hitte, natte
en toch, ben je volmaakt
een overlever van tijden
schenker van wijsheid
mensenfluisteraar…
de wind krast ravenzwart
tot woelende matras het gras
dat een eeuw geleden
praalbed was voor haar
die de zwaartekracht ontsteeg
van wie ik niet meer ruiken
kan de geuren van haar huid
en niet meer proeven de
zilte druppels van haar lijf
van wie de kleine lach
die elke storm deed liggen
is verstomd en zich alleen
nog horen laat als de wind
zijn krassen staakt en
met mij huilen wil
hoor eens
hoor eens hoe
je hakken
putjes slaan
op de planken
alsof het
hagelt
voor de storm
de banjo werd op de knie gelegd
in tweeën gebroken
en aan een wilg gehangen
een storm stak op
de takken van de wilg
tikten tegen het vel van de banjo
het ritme van de regen
de slisser sliste en de spleet
tussen z´n tanden
leek wel een meter breed
Belinda stak een sigaret op
belde Irene en zei
ach die bomenpraatgroep
het lijkt me zo’n gedoe
de dagen werden schaars
de banjo bleef te horen
het blauwe gras wuifde
Ieren zongen
en de bergen keken toe
azze zonnepanelen monter op wieken van windmolens monteren weten donder
noch bliksem bij storm &ontij tussen voortrazende wolken waar ze nog moeten
inslaan door ’t rad dat hen voor ogen draait.
Tegen de avond veroveren storm en regen
in wolkbreuk en springvloed
landerijen en spoelen have en goed weg.
Land doordrenkt, lagere dijken bezwijken
volk vlucht naar kerkhof en kerk,
terwijl wind toeneemt, doorweekt, verkilt.
Vanaf de terp zien vluchtelingen hun vee
verdrinken, golven stijgen en weet
ieder zijn leven alleen voorlopig veilig.
Aan weerszijden van de vaargeul
die de metalen rups in tweeën deelt,
ligt land net boven, net onder waterpeil.
Naast de N50, richting Emmeloord
golft ‘t zekere voor ‘t onzekere heen
het Zwarte Meer in rustiger dagen;
Oostelijk deel van onze natte delta.
Tot noordwesterstorm water opstuwt
tussen Kampen en de Ramspolbrug
ligt het antwoord onder wielend water.
Hoog boven dreiging van stormvloed
zwellen drie balgen vol water en lucht,
ontplooit waterkering binnen een uur.
Een kwart kilometer nylon wal verrijst
en beschermt Zwartewater en IJssel
net als uiterwaarden en kievitsbloem,
stadsgracht, kronkeldijken en dorpen.
Aken en hun schippers bij Zwartsluis,
Schokkershaven wachten tot storm
en stuwing afnemen, kering terugplooit.
een handgeknoopt strand
onder een blauwe zon
twee brekers op drift
er was een eiland
na honderd jaar zwemmen
jij schreeuwde mayday
ik sos
we werden een
we werden zo veel
de zon vergeelde
het strand kreeg vlooien
een storm sloeg ons uiteen
in mijn verte weet ik nog
de warmte van die koude ster
en dat we nooit stierven
we gingen
Recente reacties