Resultaten voor het trefwoord sprookje

de ware – pallas van huizen

dat er iemand op deze wereld rondloopt
dat je diegene kent, al heel lang eigenlijk
dat er iemand op deze wereld rondloopt
die helemaal voor jou is
dat je diegene bent, van binnen
dat je hoe je het ook went of keert
elkaar altijd lief zal hebben
bij elkaar nooit echt iets fout kan doen
de trouwring niet kan breken
waar je een bord voor je kop voor hebt
afgesloten voor de andere plannen
omdat je nu eenmaal weet, gelooft
de liefde is egoïstisch
die duldt geen concurrentie
dat er iemand op deze wereld rondloopt
waar je voor bidt, samen mee praat in gedachte
waar god de macht heeft en over je waakt
dat er iemand op deze wereld rondloopt
die helemaal voor jou is
dat, dat moet de ware zijn
er is geen andere weg
er is geen ander lot
de conclusie is
de ware is er altijd geweest
is jou altijd trouw
bestaat, omdat jij bestaat
moordt het beest van binnen
de ware is er voor jou
de ware is geen sprookje
is echt, echt
is gemaakt voor jou
de ware weet wat die zegt
de ware houdt van zichzelf
de ware houdt van jou

niets nieuw – b. vogels

er is een schattig klein prinsesje geboren
met een kroontje van goud en met schat-
rijke ouders, het heeft een neusje en

het loopt als in een sprookje
alles ligt al klaar en alles is al af

het heeft nu al een voetje
voor op kleine meisjes
en een boontje voor een prins
uit een of ander Zandrijkland

ik heb laarzen om aan te trekken en wraak te nemen – delphine lecompte

De orgeldraaier heeft helaas geen aapje
Geen aapje in een groene salopet
Met een gaatje voor zijn staartje
Dus kan het aapje geen dobbelstenen werpen
Naar imkers met een bontmuts
Noch naar de ontblote schouders
Van over het paard getilde molenaarsdochters.

Meestal zijn het molenaarszonen die
Kop van Jut zijn
Zoals in De Gelaarsde Kat
Maar ik dwaal af
Ik was nochtans zo goed begonnen..

Het begon met een orgeldraaier
Hij stond zonder beroepsvreugde op de dijk
Hij hield niet van mij
Want hij had nog lesgegeven aan mij
Plots verscheen mijn muze
Maar in mijn droom had hij geen twee benen
Hij had een enkel een linkerbeen.

Toch werd het geen nachtmerrie
Niet meteen
Het werd pas een nachtmerrie toen ik wakker werd
Ik werd wakker alleen en
Toen ik mijn muze opbelde hoorde ik
Op de achtergrond een vrouw
Ze klonk Duits, orgastisch, en competitief.

Maar ik geef mij niet gewonnen
Ik lees een sprookje en
Put moed uit de moed van Klein Duimpje
Nog voor de zon ondergaat is mijn muze opnieuw van mij
Of een been kwijt.

sprookje – eelke van es

In een groezelig groen bos
liep ik eens rond te dwalen.
Op het gifgroene mos
lag een prinses te smalen.
 
Ik gromde in haar oor
dat ze een meisje was.
Ze ging mij daarop voor
naar een paleis van glas.
 
Daar sloeg ik alle muren in,
ik sprak haar stralend aan,
Hiernamaals ben je mijn vriendin,
kom dichter bij me staan.
 
Het bloed stond in de ramen,
we waren eindelijk samen.