een ode aan een groot dichter
Er brandt dat specifieke vuur in jou, Simon.
Jij verbrandt woorden als vloeipapier
tussen vingers die uit automatisme rollen.
Je tikt maten op tafels met die vingers,
opgebouwd uit planken van podia die jouw
zelfgecreëerde grootheid niet meer konden bevatten.
De vrouwen zijn als brandhout, Simon,
blonde kopjes van lucifers uitgeslagen
door een soepele beweging van je pols.
Maar het is je gegund,
het zou iedereen tot een vies oud mannetje maken,
maar jou maakt het charmant.
Een tafel in het café had je
en je brandde op de schouder van een vrouw
die je steunde en naar je tafel met je vaste drankje bracht.
Je mag nu vrouwen kijken, nietwaar Simon?
Beetje luisteren en oordelen en maten meten
met geelgerookte vingertoppen in naam van de poëzie.
Wondkoorts brak je uiteindelijk op, nietwaar?
Ook jij zult daar de ironie van inzien. Je tafel spreekt
nog, maar je stem, Simon, je stem zwijgt.
Recente reacties