Resultaten voor het trefwoord seks

verschil moet er zijn – pallas van huizen

Betreft: Afwijkende denkwijze wat betreft de acceptatie van homoseksualiteit ten opzichte van hoe er over geschreven wordt in de Thora, Bijbel en Koran

Arme mensen,

Ongelovigen zullen mij geloven,
gelovigen zullen mij niet geloven,
seks en intimiteit is natuurlijk privé,
ook als je heteroseksueel bent
tolerantie dwing je niet af,
maar het lot,
daar waar we allemaal zo bang zijn voor het oordeel
bang voor liefde die je niet kent
diepgewortelde haat tegen alles wat anders is
omdat je denkt
dit kan echt niet
maar laat me u dit vragen:
wat is er mis met mensen die van elkaar houden?
elkaars hand vast willen houden?
ook al zijn ze van hetzelfde geslacht?
wat is er mis met mensen die elkaar willen zoenen?
ook al is het niet wat je verwacht?
Sodom en Gomorrah, Europa en Amerika?
Het prediken van haat, zelfs tegen homo’s
is louter kwaad
laat elkaar in zijn of haar waarde
en laat elkaar gewoon eigen keuzes maken.­
Het maakt helemaal niets uit wie of wat je bent
als je maar jezelf kan zijn
vooral thuis en in het openbaar
waar iedereen je kent.­

***­ Gedicht, gids naar aanleiding van wat ik op wikipedia las over profeet ‘Lut’

Lut

Lut (lees: Loet) (Arabisch: ) is in de islam een profeet en boodschapper die door God werd gezonden naar de bevolking van Sodom.­ Lut is één van de profeten wiens naam in de Koran voorkomt.­ Hij is in het jodendom en christendom bekend als Lot.­

De profeet Lut is volgens de islamitische traditie de zoon van Haran, de broer van de boodschapper ibrahim.­ Nadat Lut samen met Ibrahim uit het land van Nemrut naar Damascus emigreerde, werd hij door God voor de bevolking van Sodom als profeet gezonden.­ Hij verkondigde aan de mensen daar het geloof van de boodschapper Ibrahim.­ De bevolking van Sodom was ver verwijderd van geloof en moraliteit en de mannelijke bevolking pleegde openlijk homoseksualiteit.­ De Koran maakt duidelijk dat Lut de bevolking meerdere malen opriep om naar de geboden van God te leven en een einde te maken aan homoseksuele handelingen.­ Hij werd hierop bedreigd met ballingschap uit Sodom.­ Hierdoor verdienden zij de toorn van God.­ Gods boodschappers Gabriël, Michaël en Uriël kwamen in de gedaante van drie jonge mannen naar Ibrahim toe en deelden hem het nieuws mee dat zij de bevolking van Sodom zouden gaan vernietigen, maar dat zij Lut en de gelovigen zouden redden.­ Ook verkondigden zij aan hem de geboorte van zijn tweede zoon, die Ishaq zou gaan heten.­ Nadat de engelen Ibrahim hierna hadden verlaten kwamen zij naar Lut.­ Toen de bevolking hiervan wist, kwamen zij naar het huis van Lut en vroegen aan hem om de drie jonge mannen aan hen over te leveren.­ Nadat de drie jonge mannen de machteloosheid van Lut tegenover de bevolking waarnamen, maakten zij hem duidelijk dat zij Gods engelen waren en dat hij zich niet over zichzelf zorgen hoefde te maken omdat zijn volk hem niks kon doen en de volgende ochtend vernietigd zou worden, waaronder zijn ongelovige vrouw.­ De volgende ochtend werd de bevolking van Sodom samen met de stad volledig vernietigd.­ De stad werd op zijn kop gezet en werd vanuit de hemel bestookt met stenen.­

Na de vernietiging van zijn volk werd Lut samen met zijn volgelingen door God naar de Hidjaz gestuurd.­ Tot zijn dood zou hij daar blijven.­

Volgens een Hadith zou Mohammed hebben gezegd: Na mijn heengaan ben ik het meest bang dat mijn gemeenschap datgene (homoseksualiteit) zou gaan doen, hetgeen de bevolking van Sodom heeft gedaan.­

NB.­ In het verhaal wat ik van Lut ken, zegt Lut tegen de bovennatuurlijke mensen (Zeus, Hera, Apollo, Artemis, Dionysus, Pallas Athene etc..­) die denken dat ze de goden zijn, dat zij geen goden zijn en dat er maar 1 god is, in principe wat alle profeten zeggen dus en wat ik ook zo ervaar, het verhaal vertelt dat die bovennatuurlijke mensen allemaal in een kasteel op een berg zaten en dat zij en dat kasteel na een oorlog met Lut vernietigd zijn door god.­ Wat volgens de vertelling het bewijs zou moeten zijn dat er maar 1 god is.­ Een heel ander verhaal dus dan wat er op Wikipedia geschreven staat.

ik ken de zoon van een heilige – delphine lecompte

Ik ken de zoon van een heilige die is gestikt in de vacature van een vuurtorenwachter
Dichter zal ik bij een heilige niet geraken
De zoon van de heilige is noch vroom noch vuurtorenwachter
Hij is gewoon een necrofiele tegelzetter
Hij was nog maar vijf jaar toen zijn vader is gestikt.

Hij was toen nog geen tegelzetter, maar hij had wel al necrofiele neigingen
Na de dood van zijn vader is zijn moeder hertrouwd met een doffe pantoffelmaker
Hier kom ik op de proppen: ik was de minderjarige minnares van de pantoffelmaker
Bij mij was hij nooit dof, wel integendeel
Toen de necrofiele bijna-tegelzetter een kapotte eierkoker wilde dumpen
In het tuinhuisje trof hij ons aan in een onzinnige verstrengeling op de vloer.

De zoon van wijlen de vader krijste: ‘Als dit seks voorstelt, dan nee, nooit!!’
Ik beet terug: ‘Het ziet er lelijk uit, maar het loont de moeite.’
Maar ik geloofde mijzelf toen al niet
Sindsdien zijn we bevriend, de necrofiele tegelzetter heeft alles doorverteld
Aan zijn moeder, aan de mijne, aan zijn huidarts, aan de mijne,
En aan de naargeestige vuurtorenwachter, de vuurtorenwachter van de vacature.

Ik ken de zoon van een heilige die is gestikt in de vacature van een vuurtorenwachter
Dichter zal ik bij een vuurtoren niet geraken
Ik ben noch necrofiel noch tegelzetter
Wanneer ik ’s nachts de bloemetjes buitenzet vergeet ik niet te bloeden
Overdag verveel ik mij soms stierlijk, dan bel ik aan
Bij de necrofiele tegelzetter, hij opent de deur, hij zegt:
‘Kom binnen, kom binnen! Zo lief dat je drie marmotten hebt meegebracht.’

fysiek afwezig – pallas van huizen

mijn lichaam is hier
de echo kleeft nog aan de muur
in gedachte nog tussen lakens
haar ogen, haar stem
ik ben er ook ingetuind
seks is niet altijd eerlijk
onevenredig verdeeld
beheerst door macht
mijn lichaam is hier
de echo kleeft nog aan de muur
ik ben er ook ingetuind
ze zag kans, dat mag.

de blijde boodschap en de aardbeiconfituur – delphine lecompte

Tegenover mij zit een kaarsrechte windhondenfokker
Op zijn schoot ligt een prentenboek over De Blijde Boodschap
Deze trein heeft als bestemming Zwolle, maar het wordt Tilburg voor mij
Omdat daar mijn dadaïstische adoptievader woont
Hij is eerlijk als een meikever, hij zal mij nooit ranselen met een dorsvlegel.

De kaarsrechte windhondenfokker tovert een boterham tevoorschijn
Rijkelijk belegd met aardbeiconfituur is het een provocatie
Maar er valt geen klodder op Maria, noch op de verrassende engel
Ik vraag de windhondenfokker waar hij naar toe reist
Hij zegt: ‘Naar Nijmegen om mijn zuster te vermoorden, dat heeft ze verdiend.’

In de stationshal van Tilburg bots ik tegen de verende borstkas van de stadsdichter
Hij stelt asperges voor, ik hap toe
In de hoop dat er weldadige seks van komt
Er komt weldadige seks van, maar net niet woest genoeg
Om mijn dadaïstische adoptievader uit te wissen, zelfs niet even.

Ik neem afscheid van de stadsdichter, hij geeft mij nog vlug een briefje en een zaklamp
De avond valt en de zaklamp werkt niet zonder batterijen
In het licht van een gesloten zuivelzaak lees ik het briefje
Het is hartstochtelijk, maar net niet pervers genoeg
Om te zwichten en naar de stadsdichter terug te keren.

Eindelijk vind ik het huis van mijn dadaïstische adoptievader
Er branden geen kaarsen, noch lampen
Breek ik binnen dan vind ik op de tast batterijen
Maar de zaklamp ligt nog op de drempel van de zuivelzaak.

de problematiek van de postmoderne lilith die zich in universiteitskantoren ophoudt: een discours analyse van nuytsiaanse improvisatie in g (geluk, gekte, grotesk geheim) – tijl nuyts

Zij is hun favoriet, hun stokpaardje, hun pronkstuk
schuchtere lippen van oudroze, gedetermineerd, leren jasje
lokken opgestoken als suikerspin, ogen als geglazuurde kralen
Zij dolt in rozentuinen, waait af en toe langs op de faculteit
o en wanneer ze komt langsgewaaid en plots in het atrium staat – gebloesemd, ontbot –
zijn ze zo intens gelukkig, dat hoef ik je niet te vertellen

De haren gaan los wanneer zij ontvlamt in aarzelende avant-garde
spelden tuimelen op de grond, haarband, tinkelende oorringen als traantjes
de ramen zijn spiegels wanneer zij
van bil gaat in bedompte universtiteitskantoren, brandend van ambitie
De man met de in punten gedraaide witte snor
vakkundig gesnoeid baardje
theoreticus natuurlijk
O o oooh

Kietelende voetnoten worden geplaatst bij haar
discours van seks, drugs en rock and roll
Ze gaan uit hun dak wanneer zij hen improviseert in G
liefkozend noemen ze haar Gretchen, G-spot, Gekte
trillende vingers langs duivenwangen
Er wordt een narratieve analyse van haar erogene zones gemaakt
onder de loep, onder de loep met die benen,
een vertwijfeld bacchanaal
de wetenschap kantelt tussen haar dijen,
de ivoren tonen vertoont barsten, onkruid tiert
welig waar de zon niet schijnt
O o oooh

Spettervlam, opblaaspop
daar gaat u te ver – ik heb mijn twijfels bij –
literatuur krijst haar botten aan splinters
begraven zigeunerharp, straatmadelief
Lilith, wat doe je toch met me?

Sprankels sparkles spietspatvuurwerk vol
glimmering en shimmering – geeft u echt enkel college
om middernacht?

De auteur is dood! Oei, oei, oei
wat een zootje, wat een troep
al dat bloed en al dat huilen
en dat net na fellatio
zet de sirenes een beetje zachter alsjeblieft
ik moet morgen vroeg op – ontiegelijk vroeg
Kijk zie je wel – hé, kan het godverdomme een beetje zachter? –
daar is de Godenschemering al!
komt over de daken piepen in oranjerood
grijs als sigarettenrook – de auteur is dood! –
Lilith rookt lange sigaretten – ah en wee – dunne potloodlijntjes
damp, rook, foetsie, verkankerd oei oei oei geen kik meer

Daar gaat ze in publicatiewoede en andere beslommeringen,
op naar niemandsland, ogen draaien weg in hun kassen, sehnsuchterig komt zij klaar, zij
deconstrueert, ontvlamt, wordt opgetekend,
aangetekend, gebijsluiterd, prozaïsch bewierrookt
Lilith, Lilith, kijk eens VERRASSING
Oh het is een hondje!

O ze is zo unheimlich, Jungfrau Spleen,
ze fluistert in Zaum wanneer ze achter het stuur
gaat zitten – dit wordt een dolle rit, professor
Garcia Lorca ligt bedolven in een keurig massagraf
hij kreeg wat te verduren – hoedje af voor de modernisten!
arme arme arme Bernarda, het was niet gemakkelijk, ik weet het, ik weet het, maar wat verwacht je dat ik doe?

Dolle pret wanneer zij komt
Mejuffer rozebottel
wat is ze me een schreeuwertje
nevelsliertje, hautain, vernuftig, inventief en wat een glimlach – witter dan wit

Even plotseling als zij gekomen is verdwijnt zij weer
op naar haar vulkanische rozentuin, haar land van nooitgeweest,
haar paradijs van toen van schemerzoen
Daaa-aag, lieve oude mannen met grote plannen
grote ideeën, wilde dromen, professoren
Daaa-aag

Één twee drie weg is ze
in haar roestig 2 pk’tje
tuf tuf tuf naar de horizon

Daaa-aag Lilith
Daaa-aag.

promovendus – maaike klaster

Met een paal in je broek ten onder gaan,
knock-out geslagen worden. Dat is de kracht
van een vrouw die niet bang voor seks is, niet
vies is van haar eigen lijf, en jij maar doen of
je mij niet ziet, maar toch stiekem naar mij
kijken. Kijk naar je eigen wijf!!!!

De smerigheid waar jij mij mee achterliet,
alsof je met een hoop stront onder je schoenen
mijn huis binnenliep om mij vervolgens te
vertellen dat mijn huis voor jou niet schoon
genoeg was en ik als vrouw, als mens, niet
deugde, heb ik grotendeels weggewassen, met
water, zeep, geschreeuw en tranen. Dat was het
wel zo’n beetje. Nu ervaar ik voor het eerst in
maanden mijn oorspronkelijke vreugde weer.
Goddank, en jij ook bedankt, Meester in de
Drogredenen. Over die retoriek van jou – eerst
zeggen: “ Zullen we koffie drinken?” en dan
roepen: “Ik ga jou helemaal niet bellen, want ik
heb al een relatie!” – kan ik een dissertatie
schrijven waar ik als Novice in de
Argumentatieleer direct op promoveer. Liegen
doe ik niet. Ik heb het, net als jij, allemaal zwart
op wit.

Mij aan het huilen maken en mij dan, terwijl je
de deur in mijn gezicht dichtsmijt, verwijten
dat ik mij als een slachtoffer gedraag; dat mijn
energie “niet zuiver” is, daar kan zelfs de grootste
Professor in de Neerlandistiek niets mee.
Daarvoor moeten wij overschakelen op
Geschiedenis en Politicologie – als die studie nog
bestaat – want zo’n uit haat geboren filosofie,
daar zijn Hitler en Mussolini groot mee geworden.
Om nog maar te zwijgen over het feit dat jij de
zaken – voor de zesde keer – om wist te draaien en
beweerde dat ik om iets heel anders huilde dan ik
deed. Hoe kom je daar toch bij, en hoe haal je het
in je hoofd om mij telkens terug te duwen in de
handen van mijn vroegere verkrachters om dan te
zeggen: “Ophouden met huilen, kreng!” ?
Wat ben je dan voor een mens? Hoeveel
verkrachtingen heb jij meegemaakt toen jij klein
was, en zeg je dit soort dingen in gedachten ook
tegen de kinderen die te grazen zijn genomen door
Robert M.?

Er is maar één logische conclusie die ik uit dit
treurige en totaal onnodige verhaal kan trekken:
in tegenstelling tot wat jij zelf beweerde, ben jij
niets gewend.

live and let die – monique methorst

Als de vertrutteling in Nederland nog verder toeneemt, sta ik dan straks op 80 overjarige eigen benen achter een toonbank met een prijs op mijn hoofd… dat begint al voor je zelfs maar geboren wordt, ik hoor ze nog kirren: “Ach, als het maar gezond is!”
Is er al een keuringsdienst van wie er leven zonder waarde?

Of zit ik dan vast…
“Mevrouw, er staat een maximumleeftijd op seks, drugs & rockende snollen, zo was er het incident toen U stiekem meerookte met de auto van de overburen en vandaag bent U betrapt op het misbruiken van duivelse smiley’s. Wat is daarop Uw antwoord? ”
” Dat ik onschuldig ben, oh edelachtzwaar op de hand liggende hebbelijkheid, ze willen me in een hokje stoppen omdat ik zo onfatsoenlijk in mijn knopjes was met een recept op basis van obesitas.”

Wordt bruine chocola voorgoed uit ons pretpakket vervangen door de witte, is het varken van marsepein niet te onrein naar ieders smaak, wat weer vloekt met een crisis hoe we via laatste snufjes weten wat we uitvreten en als we toch graag met elkaar bezig zijn, lip op lip, in zoveel godvergeten minuten bij alles en iedereen stil staan, laten we morgen rustig iemand door een menigte doodslaan.

de maan met de handen – delphine lecompte

In een lege stal dagdroomt de korzelige kaarsenmaker
Er is veel om over te dagdromen
Toch dagdroomt hij slechts over seks op het strand
Het is plat maar begrijpelijk
Ze is tapijtenrestauratrice en lijfelijk.

Het wordt nacht en de maan
Zit gevangen tussen twee kikvorsvormige wolken
Het zijn kikvorsen met slagtanden
Nu het regent zijn het gewoon boemannen
De korzelige kaarsenmaker wordt verrast door de imkerdochter.

De imkerdochter vraagt: ‘Waar is mijn schimmel?’
Bijna wil de kaarsenmaker iets vulgairs zeggen
Maar hij weerhoudt zichzelf
En antwoordt stug: ‘De stal was leeg, ga nu maar weg.’
De maan verhult drie mandrilvormige wolken.

‘Drukker moet het niet worden in de stal!’
Vindt de korzelige kaarsenmaker hardop
Toch verschijnt het schimmelpaard van de imkerdochter weldra
Helaas wordt hij bereden door een sjamanistische tapijtenrestauratrice
Die op het punt staat te bevallen.

Wanneer de zon opkomt is de stal vol
De kaarsenmaker vindt dat de teken in de paardenbil niet tellen
Maar ik tel ze toch:
Zes teken in een paardenbil plus het paard zelf
Plus de imkerdochter plus de korzelige kaarsenmaker
En dan nog de tapijtenrestauratrice met zoon.

Meer dan de helft van de stalbewoners is doof
Teken en zoon zijn doof geboren
Maar het paard is gewoon doof geworden
Door een peen die zijn trommelvliezen heeft doorboord
De wortel werd gehanteerd door een minderjarige loodgieterszoon
Die op een gesluikstorte heuvel broodroosters moest staan
Om het paard te kunnen mismeesteren.

De tapijtenrestauratrice weet nog niet dat haar zoon doof is
Dus noemt ze hem vrank Stijn
De imkerdochter weet sinds vandaag dat haar paard doof is
Dus maakt ze hem af met insuline.

de ezeldrijver en de buurvrouw die van haar huid huivert – delphine lecompte

De ezeldrijver probeert vuur te spuwen
Het loopt verkeerd af
Zijn gezicht is verminkt
Tijdens zijn verblijf in het brandwondencentrum
Worden zijn ezels over het strand gedreven door zijn jongste broer.

De eerste dag na zijn ziekenhuisontslag schrijft
De ezeldrijver sonnetten over zijn oudste broer
Die vuurspuwer in Bosnië was tot hij werd omgebracht
Met de letter ‘k’ van een reisscrabblespel
Door zijn minst vergevingsgezinde schuldeiser.

De tweede dag na zijn ziekenhuisontslag maakt
De ezeldrijver pudding voor zijn buurvrouw
Ze slaat de pudding af
Maar ze blijft zitten tot de zon ondergaat
En na de ondergang staat ze recht om te rouwen.

De buurvrouw van de ezeldrijver rouwt
Om de verdwijning van de elasticiteit
Van haar huid, ze wordt oud
Op het vel van de pudding landt een nachtinsect
Aan de maan kun je niet zien dat ze ooit bezocht werd.

De eerste dag na de seks met zijn buurvrouw trekt
De ezeldrijver zijn werkkleren aan
Zijn jongste broer zegt dat de ezels gestorven zijn
‘Waaraan?’ vraagt de verminkte ezeldrijver
‘Als je antwoordt: aan jouw afwezigheid, dan maak ik je af!’
De jongste broer antwoordt: ‘De ezels zijn gestorven aan jouw afwezigheid.’

De tweede dag na de seks met zijn buurvrouw schiet
De ezeldrijver zijn jongste broer dood
Na de moord gaat hij naar de hobbywinkel
Waar zijn buurvrouw werkt
Ze is hardop hazen in piepschuim aan het tellen.

De ezeldrijver bekent
Dat hij geen ezels meer heeft
De buurvrouw is de tel kwijt
Ze vraagt: ‘Wil je met me trouwen?’

belijdenis – peter de groot

ik geloof
niet in het moment
want dat verandert
of althans ik geloof
op dit moment
dat tijdreizen mogelijk
kan maar dat alles ook
tevens een illusie is
waar we niet omheen kunnen
gaan we recht door terwijl
we best iets anders zouden
willen pakken een glas
klok klok klok tijd vliegt
het waarheen niets kan het ons
schelen alles laten we corrigeren
keurig gestreken het voelt
toch niet nep zo’n keursbrein

zit als gegoten

het kistje
waar ik nu
in lig wacht
krijg geen adem

heb ik helemaal
niet nodig
want de geest

gaat door merg been
hout grond nagels en steen

wil alleen even relaxen
zonder dan gelijk
gepijpt te worden

word jij daar
dan niet misselijk van

overal die seks en porno