Resultaten voor het trefwoord schreeuw

breedsprakig – iniduo

de schreeuw en de gesmoorde stilte
weten van wijken
als mijn ogen vlakken raken

het is gespierde taal
in de schoot van de ochtend
bij matig traag ontwaken

door gewoonte gedreven
in onverholen duisternis gehuld
totdat daglicht went

toch weer die vraag;
hoelang blijft de maagd
in deze dag immanent – (nou?)

ik hou het voortaan bij proefslapen

want een droom spreekt
met te weinig woorden

* – erik-jan hummel

alleen je binnen te laten is
een dag werk, want ik denk
de hele avond de hele dag

telkens komt het op mij aan
alsof jij niet bent, en dat
ben je ook nog niet, en toch

dat je helemaal niets doet
als ik je beroof, dat niemand
me tegenhoudt als ik links

loop of schreeuw op straat
het is teveel, ik mag teveel
en niemand zegt waarom

of waar of hoe of waardoor of

uitgedacht, afgemat, nog voor
het fornuis me roept en het
gehakt het koud heeft en het

bed mijn opgevouwen vormen
mist, de klok die me dwingt
althans iets te kiezen

alsof het hele huis me klaar
wil stomen je binnen te laten
om me zo te lozen, en me zo

te dwingen mens te zijn, en
alleen je binnen te laten is
al een verzoek of ik binnen

mag treden en dat we als je
blieft even samen mens zijn
want alleen is het me te veel

in statu nascendi – maaike klaster

Toen ik nog over daken vloog,
waar ik het oppervlak van laaghangende mensenadem
langs mijn borst kon voelen strijken,

toen ik nog schreeuw en echo was,
leek het feest te zijn in alle straten, klonk uit
ieder huis een lied.

Dus ik daalde, raakte klaagzang kwijt, werd
een lichaam rijker, betrok een kamer,
vulde ruimte met muziek, en zie.

Zoetgevooisde melodieën worden koolstofdioxide
nu ik, hardvochtig bij de tepels gevat, het sap
uit halsslagaders zuig, en guif.

tomeloos – jelou

Hoe hoog nog kan het dak
mijn schreeuw de wind doorklieven
de tijd voorbij gereisd
een zucht in lucht bewaren

een wachtwoord vol met hoop
houw ik uit grauwe muren
de hamer vastberaden
de code in jouw kleur

ik oefen baringsweeën
als wou ik jou opnieuw
als zouden twijfeltouwen
jou nimmermeer verstrikt

mijn hand omvat de rand
waarop je glimlach wankelt
het glijden onvermijdbaar
tot daar waar wind zich keert.

krakatou – jules grandgagnage

een hand wentelt in een schreeuw van bloed
graaiend naar het licht
dat de dag beven doet

de zon danst in burleske capriolen
langs de stilte die in kilte week
toen ’t grillig
vuur mijn koelheid likte

ik ben nu vuurberg
jij bent mijn gloed
en spuw mijn kolkend bloed
als lava naar beneden

ik smeed me tot amorf
en willoos kind voor jou
ik ben
jouw krakatou

teutoburger wald – lammert voos

I.

de schreeuw van de herder
op de berg tuimelt
de helling af,
botst

op rotsen en kiezels
davert het woud
door en kaatst
van boom

tot boom en wentelt
zich in dorre
bladeren en
uiteindelijk

bereikt ze bemodderd, besmeurd
en gedeukt jou en jij
wilt haar niet
horen

hoort niets


II.

stuurse mist hangt zwaar bewegingloos aan de toppen
en snelwegen stromen als betonnen rivieren
door de bergen met viaducten als
doorwaadbare plaatsen

hoeveel generaties regenwolken moeten nog
leeg regenen op dit bos voor de
met schuld besmeurde bomen
schoongewassen zijn?

mijn schedelpad loopt met grote voeten door
het knekelwoud en God schijnt me bij
met zijn zaklantaarn en ik word
kleiner en kleiner