Resultaten voor het trefwoord schilfers

hexagonaal – maaike klaster

1.

In dit samengepakte geheel aan cellen
zit ik mij epitheel te vervelen, vervel ik
razendsnel, laat ik het met mijn schilfers
sneeuwen.

Alles is zo helder als kristal, zo scherp
dat ik bijna niet meer hoef te kijken.

Dit heelal bestaat uit gruis en glas en ijs.

2.

Zie je niet hoe doorzichtig mijn zeil is,
hoe lang geleden al ik zo dun tussen
de werelden geworden ben?
Eén ademteug, een laatste ademhaal,
dat ene zuchtje wind en daar ga ik,
een dooiend ijsgordijn dat, losgeraakt,
nu wegwaait met de tijd.

3.

IJspegels smelten zich een langer leven.
Zo vloeibaar, en naast elkaar, wil ik ook bestaan.

schilfers – jonathan griffioen

Wij lagen samen in de greppel
net als die kapotte mannen in regenjassen
in de stad

de pont slaat een paar overtochten over
om de vuilgebekte meeuwen aan te horen
de schipper breekt zijn brood voor hen;

hier op de Dirkfockstraat in Wijk Bij Duurstede
maakten wij van meisjes knellende ritsen
met tongen van ijzer
en borsten vol sokken;

wij leerden roken in het heuvelpark
tussen dichte bosjes en laverende paden
vlakbij het huis van die man met knopen in zijn haren
hij loopt elke dag van de fabrieken tot het dorp
sinds zijn café zich dor achter planken verschuilt
alleen de slijter verstaat hem

jij rookte over je longen
ik meende dat het anders moest
met die vastgeroeste jongen
hij had een barst in zijn blik
en men zei van hem dat hij bij schapen ligt
men zegt wel meer in wijk

wij volgden je naar Langbroek
waar zwartgerokte grieten fluisteren
en kerkklokken dreinend grijze wolken afsmeken
langs de Doornse bossen
tot het platte land dat Driebergen heet

tot roestschilfers zich als vanzelfsprekend
hechtte aan het plak van suikerspin op mijn handen