Resultaten voor het trefwoord ’s ochtends

gedicht dat ik schreef in 1994 – maaike klaster

Toen ik 18 was, de Roxy in Amsterdam nog bestond
en XTC hoogtij vierde

 
 
Zo lief en lief
is iedereen
en alles
houdt van jou

Je danst en praat
Je springt en aait
Je zoent een man
en dan zijn vrouw

Het eeuwige leven
strekt zich uit
omdat de nacht
oneindig lijkt

Maar ‘s ochtends vroeg
merk je al snel
dat alles slechts
twee pillen blijkt

van crematiecake en grafgebak – stijntje van der wal

het was overgebleven van een begrafenis
zo zei ze, onbevangen en oprecht
“zonde om weg te gooien, toch?”
’s ochtends naast de kist
’s middags naast de thee.
wie was die dode, vraag je je af
wiens cake eet je,
in wiens medeleven bijt je?
gele gulheid op wit met grijs
restant teraardebestelling
van besnotterde vingers, en
geur van gedachtenis.
tja, hoe smaakt een uitvaart
van net geleden en berouwd?
ik zag haar kijken
mijn thee werd koud
onmogelijk te slikken
proefde grafgebak
doodsbenauwd.

moeders – ellen vedder

Krullende lippen, glimlachen, grijnzen
gestifte monden, kraakhelder gebit
bloot tandvlees, gewoon al ’s ochtends
gorgelende kersenmondjes, zachtaardig
geslobber uit vlezige lippen compleet
met een vleug zelfgebakken brood

Verbeugelde tanden blikkeren licht
door alles heen, ik denk: hyenageschater
zij vullen de gangen
happen de luchtstroom aan flarden
een ijle tunnel door de drukke gang
troep lachende monden, meedoen

Niet buitengesloten, erbij horen
de spieren boven mijn mondhoeken
verstijven – negeren – kirren
en koeren moet ik, mijn tanden tonen
ten allen tijde lief van me af bijten
Zie mijn kinderen of ik verscheur je

jan van galenstraat – m. bakker

Half zeven ’s ochtends bij Broodje Daan
jij ziet je buurman naar binnen gaan
terwijl je misnoegd uit het venster staart
ontevreden kijkt naar die vale maan

Jij ziet gifgroene kopjes koffie staan
of misschien verkeer je in die waan

Buurman is dichter en heeft een baard
hij schrijft sonnetten als vaste baan
kijkt anders tegen de dingen aan
sjofele straat wordt illustere laan

Jij wacht tot de lucht en je leven klaart
door het Erasmuspark schrijdt een zwaan

rag – peter van galen

alles wat ik zei is hier gebleven
is rag en schaduw in de bovenhoek
ik kan je alles laten zien

alles wat ik riep is ook gekomen
drinkt ’s ochtends van mijn koffie
ratelt in de magnetron

hadden wij ooit beter kunnen weten?
mis ik zonder jou de regen op mijn ruit?

het maakt niet uit, ik tel de pluche
poppen van mijn dromen
stel ze op tegen de muur
en ratel mijn citaten

hoezo leg ik me erbij neer? – hans van willigenburg

Om tien uur ’s ochtends
komt het voor
dat alles wat ik
dan achter de rug
had willen hebben
nog voor me ligt,
te beginnen met
het uitruimen
van de afwasmachine.

En dat wat ik nog van plan was te doen
in de middag en in de avond
– iets ‘van wezenlijk belang’ –
in mijn brein bedelt om een aanloop
van vele belangeloze parkwandelingen
waarvan ik er niet eens voor eentje
het geduld bezit.

Tijdens het schemeren bezig
te overdenken de verhouding
tussen verwachting, menselijke wil en doelen
probeer ik ter balseming
de paar dingen eruit te pikken
die ik tussen het met tegenzin uitgevoerde corvee
en het hortend uittekenen van toekomstplannen
met een te verdragen percentage slordigheid
tot iets heb gebracht wat men met droge ogen
noemen kan: een soort afronding.

Daarna voel ik hoe de voorbije dag
minachtend in mijn nek spuwt
en daal ik af richting verse slaap
die boemelt naar een ochtendstond
tijdens welke ik voor ik weet niet wat
luchtdichte redenen zal pogen te verzinnen
waar helemaal maar dan ook helemaal niets
tegen in te brengen is.