Resultaten voor het trefwoord rozen

boekenlegger – jan bontje

het is stil
de straat klimt omhoog
en kust de maan
in haar laatste kwartier

luxe boekenlegger
met ijzeren randen
waarop de tijd zich stukbijt

bloedrode rozen
pusvergeelde anjers
vervaagde vergeet-mij-nietjes
kleuren de hemelbedden
blauw
van kou & weeromstuit
staren kaalgeplukte
boomstronken
naar rodeorijdende cowboys
uit Hardinxveld-Giessendam
waar samengevouwde
handen zich
niet om de lokale schietschijf
bekommeren
die meelijwekkervroeg
is opgestaan
om huiswaarts om te keren

stijve harken
die het gras…
(alang alang)
:
het heeft geen zin
(schuift de boekenlegger in de Koffieveilingen)
zegt zij
en rekent af

bladmond – b. vogels

ze blijft maar mondloos naar me staren
mijn plantaardige moeder
in haar veld verandert niets
ook niet met een klap
in haar landschap horen rozen

haar blik rolt ten einde
uit de stoel
wat rest draait wel op wielen

ze heeft ogen om te aaien
strelen is iets goedaardigs uit een verleden

in haar tuin van heden
ben ik niets

aroma van een dwaas – b. vogels

het speelveld in mijn lege hoofd
ligt bloot
bezaaid met wilde rozen

uitdagend als papaver
verdoofd door open monden

het rood in mijn blik
steekt mijn ogen uit
tastbaar als een klap van geuren

zo wals ik door de kleuren
van een wulpse weide
opgetild

in de stilte
van een verloren vogel

* – dio the cilany

ik ben van knekeldonkere rozen
en bloedgevaar op de grens van schemering
als het deksel van mijn ziel wordt geblazen

daar strijk ik zand in je haar

jij neemt mijn hand niet eens
maar plaatst vingerafdrukken in je hart

draait straatlantaarns in
versponnen spiralen
alsof rode stormen langs het distelpad

zo onbedaarlijk

* – maaike klaster

Smerige hond,
ik jaag je op tot aan het graf, ga door een bos van jaren,
leg aders, al jouw gore daden bloot. Deze keer geef jij je over.

Mond open, rits op ooghoogte, mondje dicht. Slik, zegt hij
en ik verlam in een grote mensenhand. Als iets mij dwingt, heel vies en
hard, word ik door vleugels opgetild, verdwijn ik naar een ander licht.
Daar zingen zij een hart voor mij, zij zingen mij een haag van rozen,
een krans om in te wonen. Zo woon ik nog. Maar ik keer terug,

vind hem in dat ene jaar, die dag, dat hok. Waar hij zich denkt te kunnen
verschuilen, grijp ik hem juist. In iedere hoek van iedere cel, want ik ken
ieder allel van jou. In de speelgoedberging breng jij jouw muil in plaats van
mij naar die vuige zak, klootzak, en waag het niet die vuile poten in mijn
onschuld te wassen, smeerlap. Dat bloed kleeft aan jouw tanden.

Je hoort het goed, ik jaag op je,
wacht je op. Begin maar vast met huilen, moederneuker, kind van God.

droom – berrie vugts

Er liggen rozen op een altaar
Vijf of zes rozen evenwijdig

Het is niet warm of koud
Het is windstil

Er liggen rozen op een altaar
Vijf of zes rozen evenwijdig

Ik kijk toe hoe je een voor een
van het altaar rolt.

* – diana hoogenraad

ik kijk naar haar
net of ze ademd
op een bed rozen

ik neem afscheid

de stad lijkt leeg
bloeiende kastanjebomen
trekken mijn aandacht

ik denk
er is leven na de dood

lento – enrico lommerte

muziek in mijn hoofd
en de pen schrijft
– cello’s en contrabassen
lamenteren een crescendo –
terwijl de stylo vrolijk wil dartelen
over het papier
eindelijk zonnige lente
wil zingen als vogels vroeg
warmte wil voelen
en delen met iedereen
– violen zetten bij
een zee van snaren
krast door mijn ziel –
de bloemen van de wisteria
half in volle glorie
de geur!
ik drink de atmosfeer
als levenselixer
– dan de sopraan

vanuit het niets
overstijgt zij het huilen
direct naar de zon –
daar vinden wij elkaar
de hemel huilt mee
vogels dalen neer
omvliegen ons
zodat wij niet te hoog stijgen
synthese van twee absoluten

hulploze onschuld grijpt
wij laten rozen dalen
één voor ieder


Bij: Symfonie nr. 3, deel I, Henryk Gorecki

er zij vrouw – bob elias

Op een dag besluit God
Adam een botje te ontfutselen.

Hij lanceert een vrouwenlijn.

In een droom ga ik vreemd met je zus.
Venijnig vreet je de rozen. Ogen

als boze bijen honingloos.
Aan de lijn zweep je vileine

woorden in een bloedend oor.
Te leven leek simpel

toen mijn moeder onvruchtbaar was.