Een ezeldrijver met droog gangreen aan zijn linkerbeen ligt
Te ijlen in de ijscowagen van wijlen mijn suikeroom
Wijlen mijn suikeroom heeft zichzelf verhangen
Eergisteren op Paasmaandag in de vestiaire van een schelpenmuseum
Een minderjarige trompettist heeft zijn lijk ontdekt.
De minderjarige trompettist was danig onder de indruk
Zodanig dat hij zijn regenjas vergat
In de binnenzak zat nochtans een gouden baviaan
In het oude Egypte zorgt de baviaan voor de longen
Wijlen mijn suikeroom leed aan emfyseem.
Ik ken nog een andere man met emfyseem
Toen hij nog niet kon zwemmen heeft hij eens een huis in brand gestoken
Er was een blonde vrouw thuis toen de brand uitbrak
Ze was druk in de weer met een afstofborstel op zolder
Misschien was die blonde vrouw wel mijn moeder.
Waarschijnlijk was mijn moeder Bosnische bromtollen aan het afstoffen
Terwijl mijn vader en ik een onnodige wafel aan het delen waren op de dijk
Ondertussen beweert de ezeldrijver met droog gangreen aan zijn linkerbeen
Dat hij als zesjarige een kasteel heeft in brand gestoken
Het kasteel was leeg en hij had al een zwembrevet.
De ezeldrijver denkt dat het kasteel leeg was
Hij vergist zich; mijn vader lag er te rouwen naast zijn fret
Toch geniet ik niet echt van het afstervingsproces van zijn linkerbeen.
Recente reacties