tussen slapen en waken
in het tikkende bed
hart van slag
de regelmaat van een klok
zij heeft de tijd
de wekker onder het kussen
gestopt
tussen slapen en waken
in het tikkende bed
hart van slag
de regelmaat van een klok
zij heeft de tijd
de wekker onder het kussen
gestopt
De dag nadat ik de kloosterrijke streek ontklom,
Trappistennat en moeheid loosde, neerstreek, de dag een gat,
vond ik genade in de lengte van de nacht.
Ik was een monnik, weerde de vrouw,
die niet het stil verlangen in zich zag,
gezicht tijd van gewicht, deed nauwgezet
aan zorg, aan overlevingsplicht.
Ik herstelde naarmate ik-in-monnikskap
mijn zegeningen telde. Ik zag mijn slagen
in het klimmen naar omlaag, koos mijn gebedenstoel
tussen de mussen in de beukenhaag.
Sint Franciscus, maar dan alledaags.
Ik ben op mijn plaats, volstrekte regelmaat.
Ik ken de iconen van mijn kant en klaar geluk,
berijd de regelmaat. Wekker van slag, vers brood,
start van een ongedachte dag.
Kleine beloften van koud bier, een kind, een warme vrouw,
de roep naar hier, ja hier.
Wijd het gebeente, wit de vlier.
Ik pluk de dag, de dag, de dag, en bijt mijn tanden stuk.
De nacht is veelal een hengstendal, de droom gedroomd,
de zucht geslaakt, de merrie hinnikt, het bit ontbloot, doet dit onzacht.
Of ik blijven zal?
In de roes, de regelmaat, de klim omhoog, de val.
In het comfortabel zadel van de dag,
de wijsbegeerte van de nacht.
Ik bereis mijn breingalop, vrij grazen.
Intussen wapperen de manen dat het brein reizen mag.
dat loopt over het trottoir
prevelt regels voor zich uit
hekelt de overdaad
aan regelmaat
de tegels de klinkers
in de straat
strompelt
mompelt
kut
put
De muur staat weer stevig
op de fundamenten van
rust, reinheid en regelmaat,
maar ’t cement laat los en
ooit vergeef je me dat ik
je mateloos lief heb gehad.
Recente reacties