Resultaten voor het trefwoord prijzen

sjoemelaar – janus duprie

als kind sprak ik
al van sjoemelbak
en won ik velen prijzen

het spannendste moment
voor mij blijft toch
wanneer aap mouw ingaat

en ja dan sta je
onder druk topsport
die constant lonkt

tweestrijd – joost de jonge

Ik verlang door te dringen
In het sappige zwart
Van jouw verleiding
Nu even niets bezingen
Geen bovennatuurlijke tijdingen
Slechts het kneedbare ik
Van een zwart verlangen

De grens liep op
In de richting van de bergrug (met een huivering)
Zoals een arend aanzweeft
Leeft hij in het huis van de ontschoeide
Een weerbarstige zoon
Onder uw voetzool

Er worden prijzen uitgereikt
Bloedend wil ik winnen
Stinkend en rottend
Zal ik het vieren die dag
De dag dat ik in je verdrinken mag
Je kunt natuurlijk
Beter jezelf worden
Maar mijn onkunde belette mij
Ik plonsde er zo in
En zwom (schoolslag)
Vol vreugde de verdrinkingsdood tegemoet
Verder weggezonken
Dan je kunt voorstellen
Door het koud woelende duister
Aangeraakt door een vloeibare hand
Gutsend in mijn lijf
Een hart dat
Altijd kloppen wil
Zal immer vluchten

Hier op de bodem van mijn verlies
Peinsde ik over het al
Het wel en wee
Van jouw hartgrondige nee
Een ontkenning van wie we zijn
Wat we hadden
Je bent niet dood genoeg
Jij symbiotisch gedrocht
Het dierlijke denken
Splijt mij mijn verwarrende ik
Ik ben verwond
Ik blijf hier gewond
Ik zoek je nooit meer op
Ook nu jij jouw dagen voor allen alleen slijt
Hier en nu vond ik mijn eeuwigheid
Eenzaam in genoeglijke gemeenschap
Echte liefde dooft al het licht
Om zelf sterker te branden

in woord en gebaar – martin m aart de jong

Hij ramt zijn woorden weer
naar binnen, klare taal
om te beginnen zegt ‘ie:
klaar is wel het mooiste
woord naast kaal. Begrijp
je het dan is het goed
het gaat om wie er wint,
is het de lezer, luisteraar
of jij, die prijzen binnen
haalt? Vertaal dat maar eens
in universele geldigheid
in geldingsdrang of gekkig-
heid. Maar praat niet meer
met mij. Er is geen schoon-
heid meer; het sterft uit.

* – benne

Je plakt tegen mijn verhemelte,
hoger laat je je niet prijzen

mijn gevallen engel met bengels
die me wijzen op je hoogtevrees.

Piemels houden mij eronder,
zonder pik voor mij geen porn;

zulk een vormvaste hoornprik
maakt van mij voor jou geen vrijer

of mans genoeg om het zonder s
en gespleten tong te stellen.

Ik tel af van één tot tien
waarna wij van elkaar niet weten

voor wij onszelf leren kennen
van afgehakte staart tot kop

en al heersen wij al eeuwen,
jij bent mij een hemel waard.

de klassenfotograaf – joost van gijzen

Je was een int’lligent, brildragend ventje
Dat niet het meeste uitzag naar zijn eindrapport
Maar naar de klassenfoto – daarop, op een sport
Van het klimrek, stond zij; in welk kermistentje
Won je ooit iets mooiers? ’t Voelde of je Liedewij
Mee naar huis nam – waar je ‘r eindelijk aankijken
Durfde, je haar kapsel, ogen kon verg’lijken
Met vor’ge jaren, haar welt’rusten, ‘morgen zei.

De Lampens winnen prestigieuze prijzen,
Een David LaChapelle leeft als een miljonair,
Corbijn en Annie Leibowitz zijn zelf de ster –
Maar die fotograaf op school? En onderwijzers,
Zij: wie was er nou belangrijker? Zodra er was besteld,
Was ’t al of haar onbereikbaarheid je minder kwelde.
Zij doen slechts hun werk, maar het zijn onbezongen helden –
En namens generáties lotgenoten zeg ik: dankjewel.