I
aan de stalen tafel
schrijft hij zijn annalen
zijn pen gevuld met vitriool
de data en de namen
de onbekwame, de gegeselde
en de gek
hij haat hen, ze kennen zijn gebrek
vanuit het raam ziet hij
de rozentuin, de rotsen en
het getraliede hek
zijn hoofd staat niet naar strepen
die schuinweg de tegels delen
licht en donker
hij tekent het op
schaduwen die verder schuiven
versnipperen het denken aan
vrije vlucht, zijn borst gaat op en neer
adem kent geen tucht
in zijn hoofd breekt een ijzer
de klamme muren
waar een woeste zee
krijsend op de rotsen slaat
schreeuwt hij zich een meeuw
de onbekwame, de gegeselde
en de gek schreeuwen mee
II
hij tekent vogels, knipt ze uit
ziet ze vliegen
over het hek van de dam
en laat ze landen aan het stalraam
waar alweer een zomer nadert
hij ziet zichzelf, een broekie nog
met bibberbenen, hij hoort
het vegen van de wilg, onophoudelijk
getik van regen op het golfplaten dak
klompen op de stenen komen dichterbij
hij was niet gek, het waren de ogen
van de opgezette fazant
ze keken hem priemend aan, hij heeft ze
uitgestoken met een aardappelmes
ja, dat heeft hij gedaan,
vloekend vliegt hij op
tegen de onbekwame, de gegeselde en de gek
een vogelteken
verwijderd van zijn laatste zomer
sluiten zij het stalen hek
III
hij pakt zijn jas
en naait een binnenzak, ja hij is handig
met naald en draad
de kleur is verkeerd, het had bruin moeten zijn
karmozijnrood is voor priesters
en hoerenhuizen
regen, alweer die regen
het getik maakt hem gek
hij denkt aan Romana
zij hield van hem, hij zoekt een foto
hoort weer haar stem
mañana mañana
waarom verdomme gingen morgen en de dood
aan de haal met haar
verbeten
naait hij steek voor steek
de foto in zijn binnenzak
de onbekwame, de gegeselde en de gek
maken ambras, goed zo
hij wil niet dat ze zien
wat hij heeft opgesloten in zijn jas
Recente reacties