Resultaten voor het trefwoord portret

voorstelling van een portret – jessica bakker

Deze voorstelling is een portret van een snoeshaan
Een man die ik herken
maar toch, weer vergeten
Klein
van zijn stuk zit hij verstopt
achter zijn snaren
Hij beroert ze zacht en mij
laat hij achter met open jas en ongekamd

Het was vroeger, hij zong
te vroeg
leed zijn leven
en dronk zijn ruggengraat waterpas

In een krant stond zijn dood geschreven
Hij viel eindelijk samen
Met een schaduw in zijn schoen verzon hij mij
met een zoon en man en het rode fietsje in de gang

jij – jacob van schaijk

jij kunt dansen als een zwaan
die sterft in een meer, met blote
handen water uit de rotsen slaan
en naar de hemel klimmen langs
het scherpste prikkeldraad

op je weg liggen rode druppels
die vielen uit je ogen toen je
me aankeek zonder het te weten
je handen groeven in mijn lijf
ik schreeuwde van geboorte

als ik met houtskool een
opzet maak voor je portret
hoor ik het dichtslaan van een deur
ik weet niet of je gaat of komt
niet of je werkelijk bestaat

zwaan – wijnand raben

ik zag een zwaan
bij haar eigen kroost
een beetje van Gogh
of zo maar een losse schets

geen portret in de kamer
of schouwburg
waar we naar Theo Maassen keken

nee,eerder de vijver
voor de flats
waar we herinnerd werden
aan haar laatste dagen.

portret, gezien van bovenaf – maaike klaster

Kruin stroopt suiker van de mouwen,
schenkt vervend vingers in,

lepelt speeksel op mijn weefsel,
proeft wat zoek is binnenin,

mispelt vruchtvlees in de rondte,
vreet met uitgesproken tong.

Hapt
        en smeert en
                              smakt en hikt.

Zweert tot alle cellen lillen,
bekt me glimmend af en slikt.

portret van een verliefde man – joost van gijzen

Hij verkoos bezoekers boven doeken van
Rousseau, Picasso, Ernst, zijn hart niet langer
Van de meesters sinds de ochtend dat hij in de gang
Die tussen Ritual en Autumn Rhythm: Number
Thirty lag, haar blik op ’t canvas van zijn ogen
Geslingerd kreeg. De dag erna ging hij weer terug –
Alsof zij ’n schilderij geweest was; en ontgoocheld
Dat ze ‘r niet meer hing -een wolkenlucht
Van Van Ruysdael, Estes’ winkelpui: ze waren
Nog steeds mooi maar de muren hadden evengoed
Leeg kunnen zijn- verliet hij het museum. Jaren
Zou het duren voor hij weer van Wolgemut,
Holbein, Reynolds, West genieten kon,
De aandacht voor ze had die zij verdienden.
Hun subjecten, ingelijst, bewaard in medaillon,
Zijn niet veranderd sinds die eerste streek – we zien wat
Eeuwen terug d’ artiest zag. Zo behield zij háár
Blos tot aan ’t einde: in de galerie van
Zijn geheugen: een gezicht op ’t linnen van het daar
En het destijds; de kwast van Chronos enkel in zijn spiegel
Zichtbaar. Spijtig dat de Dood niet schildert, dacht hij
Toen ’t zover was, want dit taf’reel is goed beschouwd
’t Ultieme vanitas. En hij nam afscheid –
‘Oude Man Sterft Bij ‘T Portret Van Jonge Vrouw.’