Resultaten voor het trefwoord paradijs

hof van heden – iniduo

In een appelgaard kan onrust bezinken,
kan een vermoeide aarde even stilstaan,
kan dorst in overvloed verdrinken
en kunnen dagen zomaar voorbijgaan.

In de tuin weerklinkt schraal verlangen.
In een gewaagde poging wellicht
om schaduwen van het verleden te vangen.
Dat is toch waarvoor muren zijn opgericht.

Het wachten is op de ontknoping
van de wurgende wrong in tijdelijke tijd.
Zo klinisch als het paradijs, ik noem maar een ding,
hoeft het nu ook weer niet te worden. Met respijt.

omdat de tijd vliegt – maaike klaster

1.
 
De tijd nam mij op zijn rug.
Reuzenschildpad in aardmannengang.

Waar gaan wij heen, indiaantje zonder haar,
zonder wielen om je spaken; met het licht
van alle sterren om de wegenkaart te lezen?

Wij gaan dwars door cellen heen, boren in
atomen, ontwijken elke kern en liggen stil
in vacuüm om de uren te zien drijven.
 
 
2.

 
Vliedende dagen gaan te vlug.
Als ik kon vliegen dan ging ik
niet zo traag, dan was vandaag
als pijl te doorklieven, hield ik
tijd over en zwom ik terug.
 
 
3.
 
Toch nog vijftien,
in het licht van de relativiteit
en alles wat sneller beweegt,
terug in de tijd.

T-shirts met dode poplegendes
en die pas ontdekte grijns.

Prachtige onverschilligheid,
opgehemeld paradijs.

Hij zei: Neem een aardbei.
Ik zei: Graag.
 
 
4.
 
De tijd nam mij op zijn rug.
Reuzenschildpad in aardmannengang.

het doorzichtige gelaat van de avond – maaike klaster

I.

Wil je weten hoe het voelt, de pijn
die jouw haat dagelijks veroorzaakt?

Daar kom je nog wel achter
en dan zit ik allang bovenop een heuveltop,
onder een dadel-, vijgen-, appelboom,
uit te kijken over het paradijs, de tuin van God,
van Jahweh, Vishnoe, Allah. Alles.
 
 
II.

Wil je niet weten hoe het voelt om tegelijk vlees en liefde te zijn?
Ik ben beide.
 
 
III.

Nu je over de dag uitkijkt, toont de straat het doorzichtige
gelaat van de avond, de laatste zonnestralen.

Alsof er een fles met ranja lekt en alle limonade
over onze daken stroomt. Alsof ergens een heel groot feest is
en degene die altijd aan ons denkt met uitgestrekte hand van ver
ons allemaal een glas inschenkt.

Met gulle stralen dooft het licht, sijpelt de avond ons leven binnen.
Alsof je het ontwaken ‘s ochtends hebt gedroomd,
want je zwemt zo door het raam naar buiten, dompelt je in
oranje onder, trekt baantjes, maakt rondjes, houdt je adem in
en duikt zo naar de dood omhoog.
 
 
IV.

Hoe ze mijn ziel, mij geest, mijn lichaam vermorzelden.
Hoe mijn hart hen nog steeds in gedachten had.

Hoe ik mijzelf uit die doodskist bevrijd heb
en nooit meer terugkeer
naar de haat waarmee ze mij wilden begraven.

Ik heb lief, dus ik besta.
Vraag maar na.
 
 
V.

Deze planeet zal ik verlaten
zonder schuldgevoel, spijt of schaamte.

Mijn huid, vlees en geraamte
laat ik achter voor de moeder die het maakte
en elk deel terugneemt in haar schoot,
tot iedere dochtercel is opgenomen in de grond
en koolstof uit aarde opnieuw tot leven komt.
Hoe vruchtbaar is een graf.

Er zullen appelbomen groeien waar ik lag.

* – maaike klaster

De Bijlmermeer in zwart-wit.
Het startsein van een man met idealen.

Mijn vader met lang haar en onze eerste zwarte hond
aan het voetballen met mannen die ik later mijn ooms zou noemen.
Mijn moeder met een zakdoek om haar hoofd.

Met z’n allen in beweging op een 8mm film.
Wie wilde hen niet zijn?

De soundtrack van voor mijn tijd illustreert de torenflats:
All along the watchtower. Voorgeboortelijk paradijs.

paradijs – elize augustinus

In de stilte van mijn geest
zie ik witte bloesem bomen
in een flits voorbij.

Sinaasappel en olijven rijpen
En oranje zon.
Lijkt hier wel een Hof van Eden al

die vogelkelen
met mijn lief dichtbij.

Gouden armen zilveren omarmen
spiegelend in blauw.

de boekenstaat failliet – diana hoogenraad

Geen tunnel naar licht
Kunst geeft zicht
Boekenstaat failliet
Kerken moskeeën ingestort
Een beloofde hemel is lucht
De klok loopt terug
Tot den beginne
Waar het begon
Aards paradijs
Hier en nu
Onsterfelijk woord
Muziek spreekt

zomerwarmte – c.p. vincentius

De lijst van vrouwen die graag in slaap vallen,
dromen van borstbeelden van werklieden
en rijen grijze afdakswoningen voor weldoeners
dommelt van dageraad tot eerste loomte.

In bladgoud bladderen de namen van ’t marmer
ter meerdere glorie van vocht en schimmel.
Bewegen doen zij nauwelijks, in ’t rustig wachten
aaien zij de kat in halen tot statisch paradijs.

Mannen zijn er voor enig moment in het etmaal,
als bloed stijgt en huid glanst door ’t vocht.
Ogen gesloten in een diep en innerlijk kreunen
vlijen zij tegen ‘n warmte die hitte verhoogt.

Schemer brengt hen uiteindelijk ‘n eerste koelte;
uitrekken als muggen vleermuizen vangen.
Zo zijn vrouwen voorouder, seinen levenseinde;
moe van gisteren, teneergeslagen door heden.

paradijs – arjan keene

Ik ben de slang die slist en lispelt
en met dubbele tong de cider prijst.
Ik ben de hond die onder rokken ruikt
naar de zoete geur van teefjesvocht.
Ik ben de grote witte koopjeshaai die
wilde happen neemt uit winkelstraten.
Ik ben de rat die zijn collega’s naait
en hun ellebogen uit de kom draait.
Ik ben de walvis die de kade keert
en tonnen olie spuwt uit spuitgaten.
Ik ben de jakhals die zijn schaduw
volgt op zoek naar nieuwe prooi.
Ik ben de termiet die in legers huist
en koloniseert op elke ondergrond.

Ik ben de vleesgeworden mens in sana,
met hersenen van wier, ogen van zand.
Vergeten is het beloofde land achter
de geweken zee en de drogerende woestijn.
Het betere dier dat zou verschijnen.