Resultaten voor het trefwoord oor

dwaalsonnet – iniduo

Aan de horizon smelten zee en wolken samen,
langs grenzen van het oog, aan het zicht onttrokken.
Omdat zij daar een naderend stiltefront beramen
zullen spoedig tranen dwarrelen als vloeibare vlokken.

Als ik mijn oor te luisteren leg, voelen druppels zacht.
Verre regen klinkt als een knapperend haardvuur.
Vrijheid lonkt, die niet binnen maar buiten wacht.
Misschien is daarom vreugde maar van korte duur,

want wat innerlijk rusteloos vuur zoekt is nooit daar
waar glinsterende bomen schuilen voor de milde zon.
Hun bladeren werpen een schaduw op het heden,

als tonen zij dat gisteren naar herinnering is vergleden.
Is daar de plek waar deze reis ooit begon?
Zelfs dat weet ik niet, daarom vraag ik het maar.

vorig leven – adriana kingma

Zelfs met spuug krijg ik
de veeg niet weg.

Van een tekening afgeschoten
naar twee kringen
die nog doorgaan met het feest.

Als ik mijn oor erop leg
hoor ik de vogels zingen

die in deze tafel woonden
toen het nog een boom was.

blanco – bob elias

De morgenzon strooit
fonkelend stof in de baan
van mijn longen. Ik blader
door de waan van de dag.
Niets beklijft vandaag
blijft alles vloeibaar naakt.
Onbeschreven vouw je mij
in een envelop fluister je
een adres in mijn oor
dat niet bestaat.

kleine fuga – kees klok

Contrapunten verpakt in een spel
dat eerder licht en kleur

dan keurslijf doet vermoeden
net van onderhuidse zenuwdraden

leidend naar oor en oog van
dove en blinde gelovigen

in aanbidding voor wat verondersteld
maar nooit ervaren werd

ontstaan uit onverklaarde genialiteit
breekbare, onzegbare schoonheid

op het vel voelbare resonantie
van een wegstervend slotakkoord.

luisterend oor – bennie spekken

gezellig
met z’n tweetjes
bijkletsen

dat wil zeggen
zij praat
jij staart

het vuur knettert
in de open haard

de liefdesgeschiedenis
van een vrouw

en een man
op straat

die moord
en brand schreeuwt

miss montreal – maaike klaster

Ja, je kunt wel zingen schat, maar hebt voor jouw medezangers, -mensen
bijzonder weinig oog of oor, waardering of aandacht, zoals wij dat noemen.

In de krant stond een interview met jou waarin jij koelbloedig van jouw
hoge toren blies, als een ijskoningin op haar troon gezeten. Nou ja, een
klapstoel was het. Met welke bedoeling? Om ons te laten weten dat jij
zo’n zeldzame kunstenaar, een bijzonder bekwame artiest met een kut bent?
Wel ja! Misschien ben je op zoek naar een vader, een papa. Dat zijn er wel
meer. Zonder vader verder leven is geen verdienste, maar een gegeven.
Daar win je geen zieltjes mee. Jij wel? Prima. Bedenk dan in ieder geval
dat de mannen die jij uitkiest om jou Groot en Heel Belangrijk te maken,
je kent ze wel, eigenlijk op minderjarige meisjes geilen. Wie ben jij?

“Ik ken (bijna) geen vrouwen die iets kunnen.” was wat jij in dat interview
zei. Goh. Ik ben een vrouw en ik kan een pen vasthouden en deze alfabetische
taal op papier zetten; ik kan op mijn knieën een man zitten pijpen – of ik dat
goed kan, is niet aan mij; ik kan mijn eigen reet afvegen. Wat kun jij? O ja,
zingen, dat was het. Nee hoor, lieverd, ik vind jou niet zielig en je hebt niet
heel veel meegemaakt vergeleken bij andere mensen. Wij maken allemaal
vanaf het moment dat die ene eicel zich door de zaadcel van haar keuze met
liefde heeft laten penetreren heel veel mee. Of wij bereid zijn dat ten volste te
beleven, is in wezen het enige wat telt.

Ik weet het, schat, jij zat al heel vaak bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel en
hij kan het weten! Wat heb ik te vertellen? Niemand kent mij! Maar ik ken
Matthijs van vroeger, toen ik niet bij hem, maar hij bij ons thuis regelmatig
over tafel ging, als de protegé van mijn vader, die chef van de kunstredactie
was bij dezelfde krant waarin jij alle vrouwen uit jouw omgeving en ver
daarbuiten, behalve jouzelf en jouw moeder misschien, triomfantelijk onder
hebt zitten kakken. Die vader van mij had vaak het hoogste woord, net als jij,
maar hij kon schrijven, leerde Matthijs het journalistenvak, vertelde ons
‘s avonds verhalen over zichzelf en zijn collega’s, ook over Matthijs, die hoorde
erbij, daar aan die Amsterdamse tafel in het hart van de Bijlmer. Juist, daar
woonden wij en zo kwam Matthijs ‘s avonds voorbij. Volgens mij heeft de beste
man nog eens tijdens een huisfeest van mijn ouders met smaak staan smikkelen
van een lekker gevuld eitje dat ik als negenjarige klaar had staan maken.
Vroeger hoorde Matthijs bij mijn vader, in mijn beleving als kind. Nu niet meer.

Toen mijn vader stierf, deze maand achttien jaar geleden, sprak Matthijs op de
begrafenis. Hij vertelde over de vriendschap die zij hadden als collega’s, over
die lange vader van mij met dat belachelijk kleine, plastic koffertje dat hij
gekregen had van mijn Zeeuwse oom die veearts was, waar medicijnen in
bewaard werden voordat mijn vader het een nieuwe functie gaf. Mooi vak,
veearts. Mooi landschap ook, daar in Zeeland. Mijn vader dus, die zelf met een
ziekte leefde, maar daar nooit over schreef. Een ziekte die schijnbaar ook in mij
huisde en waar ik als negentienjarige in mijn eentje mee achterbleef nadat ik
samen met met mijn broer, zusje en wat ooms van mij de kist met het lichaam
van mijn vader, in gedachten op hem scheldend, over een natgeregend
begraafplaatspad, onder een blauwe lucht met felle zon en witte wolken naar
zijn winterse graf heb gedragen. Wat waren hij en die die klote kist zwaar! Hij
had zichzelf moeten dragen, daarom schold ik zo op hem; niet omdat ik hem
mijn liefde wilde onthouden. Hij was weg, maar die ziekte bleef en ik dacht nooit
meer verder te kunnen leven. Volgens mij heb ik hem een klootzak genoemd.
Schelden op iemand die je lief, maar die dood is, terwijl je diens loodzware lijk
voortsleept, ken je dat? Kun jij dat? Ik deed het. Zet er maar bij, op mijn lijstje.

Bij die tafel waar het allemaal om draait hoef ik dus niet aan te schuiven.
Uiteindelijk schuiven ze allemaal aan bij mij en kom ik zelf veel meer te weten.
Over welke artiest een kleine piemel heeft bijvoorbeeld. Iets wat je als achtjarige
niet al hoort te weten, maar ik wist het. Dat werd mij verteld tijdens het eten.

Hoe mijn vader dan wel niet heette? Ga dat maar aan Matthijs van Nieuwkerk
vragen. Er was een tijd dat ik hem papa noemde.

* – serpil karisli

Words, words, words
Een boel weze letters
Zinnen maken is betekenisloos
Iedere taal mij vreemd
Een schip dat strandt in de golven
Voordat hij de haven bereikt
Een verlaten stad
Een verbannen pen
Is taal

Had ik maar niet de beperking van vertellen
Dan zou ik je bereiken met kleuren
Ik zou licht zijn en jouw huid strelen
En verhalen verbeelden in de lucht
Rennend in een wind
Zou ik jou aanraken
Een nacht zou ik zijn
Soms een maan zo nu en dan een ster

Was er maar geen afstand
Dan zou ik smelten in je huid
En vrijen met je geur
Ik zou een stem zijn
Een fluistering in je oor

treinmeisje – dani nacca

Bramen,
eerste gedachte:
pijnboompit

beklim je draden,
vertel het door aan je kinderen
vraag het aan je ouders
het is allemaal niet zo groots
als je denkt, want wat verwachtten
mensen nou van iemand die niet
in een bed durft te slapen.

in je eigen ik is de wereld klein,
voorbij het huis op de rails.
Want voor iemand die niet in
een bed slaapt kleurt je stroming
toch beter dan ik ooit heb gezien
groen, paars, geel, zwart, wit,
waar haal je het vandaan?
misschien omdat de zon schijnt,
misschien omdat je niet kunt lachen.

Oor tot oor, een schok van je hersenen
naar je tenen, niemand verwacht je ooit
in het winterkoor zonder stem.

druk de lucht zachtjes weg,
voordat ik in slaap val, en
je bent weg.

vertaald – b. vogels

jouw ogen zijn mijn handvatten
vul ze met betekenis
in het ijle wit lijkt alles kil

jouw handen trillen in mijn oor
ledig ze tot diepe stilte
teken zinnig in het licht
met vingers uit een ver verleden

ik hoef niets meer te benoemen
woorden zijn nog enkel spatten
geboren uit een levensbel

soulsista – maaike klaster

Voor Anouk

Anouk, hoe doe je het toch, door een voltallig dameshockeyteam
in elkaar geslagen worden en dan tevreden lachend weer opstaan?
Niemand kan zeggen dat jij niet lief bent, niet zolang ook ik dit
kleine kut-kut-kikkerland bewoon en ik vrijwel dagelijks in de
haatvragende ogen moet kijken van al die loederpoesjes die thuis
blijkbaar niet aan hun trekken komen. Wij weten allemaal wie hier de
Bitch is – niet ik en ook jij niet. Mensen die beweren dat jij na zoveel
verneukerijen misschien toch niet zo slecht bent als wij allemaal
dachten, hebben zelf te vaak in de spiegel van de duivel lopen loeren.

Als ik jou in die ene video met jouw kinderen cakejes eten zie, kan ik
enkel denken: ik hoop dat ik straks ook zo’n goede moeder ben, want
jij bent een zoeterd, een lieverd, een Swiet Moffo voor jouw kinderen.
Een schoonheid ben je ook, maar veel mooier naturel, zonder de
fratsen van een man met losse handjes en een donzen poederkwast.

Op de radio hoor ik jou zeggen dat die vakantie naar Frankrijk vorig
jaar voor de kinderen en niet voor jou was bedoeld, maar daar geloof
ik niets van. Jij mist een man, en terecht! Tot nu toe waren het
schooljongens in veel te grote maatpakken met, helaas voor hen, een
vrouw aan hun zijde die hen in alles overtrof. De volgende keer gun ik
jou een man met een flinke pik, een hart dat klopt en jullie kinderen er
omheen, niet tussen jullie in. De volgende keer gun ik jou een gezin.

Tot die tijd mag jij wat mij betreft zo vaak je kunt met de billen bloot al
het rode kant van de wereld aan die moederhoeren laten zien, zodat zij
voor eens en voor altijd zullen weten wie met liefde schijt heeft aan wie;
wie met recht een gouden keel en al die shitnoteringen verdiende.
Dat ben jij, tot het eind der tijden, en wij zijn er allemaal bij.

Laat bijna blote, lieflijk fluitende tienermeisjes zich nu maar over die
giebelende, met iedereen bevriende dj’s ontfermen. Die diskjockeys die
niets liever willen dan zich, liggend op hun rug, met hun handen in de
nek en een aangenaam kriebelende geitenwollensok over hun ietsie pietsie
kleine piemel geschoven, door zeventienjarige, in krappe, katoenen slipjes
gehulde internetfans met een verwarmende, gouden regen onder te laten
sproeien, om zich vervolgens druppeltje voor druppeltje in hun giecheltje
te laten piesen. Daar hoeven wij niets voor te doen, zij graven publiekelijk
hun eigen graf. Er zijn prostituees die er meer van weten. Net als zovelen,
want die dj’s vertellen het zelf op tv.

De rest van de wereld heeft jouw stem allang gehoord. Het enige wat jij hoeft
te doen, is de deur van die loden kooi open te gooien en al zingend weg te
vliegen. Jouw New York is klaar voor. Sterker nog, daar was jij al! Laat het
ons nou ook maar horen en rauwer dan ooit tevoren. Wij zijn één en al oor.