Ik neem u aan de hand door dit binnenland
dit verfloos zekere weten
van de mens die wij werden
toen de letteren doofden
en de lichten werden onstoken boven ons hoofd
toen wij braakten en bleker leken
Armer dan toen wij zwetend verzekerd
van hoog en loos
nog hingen aan de walm en de stank
van het schuimend trillend lezen
dat de waarheid omsloot
Nu zweven wij hoog nog, stiller dan de God
of het Boek
in de container van ons binnenste wezen
En wij vallen te vrezen. Wij blinken al voos
en door het stralend ego verweerd
Alleen de galm is zo naar
vertrouwt de buurman ons toe. En bij ontij
schreeuwt hij herhalend door de muren:
Het is toch steeds of u zichzelf citeert
Recente reacties