Een zooitje vlinders
op de bodem van mijn buik.
Kleine martelaars
met een doorschijnend hart.
Doop ik mezelf in hun bloed
als een visser en soldaat.
Besmeur ik oneindig het bootje
gemaakt van stro.
Een zooitje vlinders
op de bodem van mijn buik.
Kleine martelaars
met een doorschijnend hart.
Doop ik mezelf in hun bloed
als een visser en soldaat.
Besmeur ik oneindig het bootje
gemaakt van stro.
woorden ontkiemen
als zatte zilte zoete zotte zaden
door een eonenoude drang
die ook hersencellen voortbracht
achteruitbracht
maar niet op Mars
(al zou dat moeten moeten en moeten mogen
nu het alfabet van Eos bijna compleet is
in oneindig veel varianten)
de rivier van Herakleitos vloeitstroomt naar haar bron
bereikt bestrijkt bevloeit omspoelt overstroomt
ongekende hoogten dieper dan de Filipijnse trog
Mohammed en Ali-bi-seksueel
dragen strooien hoeden
de laatste modus vivendi
vereist dat iedereen zich onthoudt
van uitlatingen en gedragingen
die anderen het recht ontzeggen ontnemen
te zijn zoals ze anders zijn
intussen bloeien
de seringen
laat de Amanogawa inclusief hemelnajagende slak
zich niet onbetuigd
: strooit sterren
over het zwartegatengevulde tapijt van het universum
aangevreten door wormgaten
helverlichte winkelcentra
die in elke stad
het laatste restje
authenticiteit
epidemisch verzieken
dan draai ik me om
en zeg de cipiers van jouw geweten gedag
De orde van logica, zij reikt verder dan de mensenlogica.
Het is een onbewogen dag, de deur achter hem dicht en op reis.
De logica van de natuur, balans en onbalans, de wetenschap van macht,
·om te gaan of te blijven. ‘Anneroos neutraliseert me, Ylcia laadt me op.’
Twee honden, Kaa en Kee, ongebonden aan een lijn.
‘Waar staat het voor en wat wil het zeggen?’ Vraagt hij zich af.
Dwing het kompas niet naar het zuiden als het naar het noorden wijst
en dwing het kompas niet naar het noorden als het naar het zuiden wijst.
Maak je los van de muur, begeef je buiten het cement en de fundering.
Spiritualiteit is als een volwassen vlinder, vrij, alleen, mooi, oneindig mooi,
·alleen voor jezelf.
Anneroos is hoog, zo hoog. Maar Ylcia is nog, nog hoger, verder dan zij.
Je kan zelf nog, nog, nog verder en hoger komen,
maar zo iemand heeft hij nimmer echt gekend.
Hij wilde tegen haar zeggen
dat hij deze vraag eigenlijk niet eens hoefde te stellen,
maar zelfs dat was niet nodig, het ging vanzelf.
‘Wat zeggen ze?’ Vraagt Ylcia haar man.
‘Ze spreken in waarschijnlijkheden, omdat ze niets zeker weten.
Niemand, niemand, niemand weet hoever die is. Niemand!
En schat, weet je wat het ergste is?
Ze zeggen, dat als ons hoofd niet aan onze romp vast zou zitten
dat wij ons hoofd ook zouden vergeten.
Met andere woorden tijd om Anneroos duidelijkheid te geven.’
Ochtenddauw laat langzaam aan grassprieten los,
een eend, een fuut, een vaart, een vijver.
Anneroos loopt op blote voeten als ze ziet dat haar man weg is.
Ze voelt twee botsauto’s botsen.
De honden, Kaa en Kee, zijn met de dromen van de oosterwind
vertrokken.
wat denk je ervan
morgen in de maan te wonen,
waar fiere schaduwen uit je flanken slaan
je het licht kust met je handen
en je stem oneindig zingt
langs hoge kraterwanden
je ligt, je ademt de verwatering
van alle grijsgeschilderde dingen
die drijven op de stille wateren
van jouw getemde, dode oceaan
je ogen knikken
en keuren het einde goed
Waar het altijd heel goed toeven is (Dat was een grap, voor wie het niet
begrepen had, en voor alle duidelijkheid: ik heb het hier tegen de duivel,
dames en heren critici. Of u moet zelfs die tegen mij in bescherming
willen nemen, natuurlijk.)
1.
Hahahahaha, ik moest oprecht even heel hard lachen,
ook al was het helemaal niet grappig. Dacht je dat ik
bang was? Ik vreet die duivel op met huid en haar en
schijt hem recht in zijn eigen gezicht weer uit. Die
broekpoeper is bang voor zijn eigen drollen. Doe die
bek open, lieve schat, dan poep ik je helemaal onder.
Roep haar maar, roep je moeder. Nu word je bang, hè?
Omdat je nooit geboren bent, kun je ook niet sterven.
Geen enkele angst is angst voor de dood, maar altijd
weer dezelfde duivel die zo ontzettend graag mee wil
spelen en dan heel hard roept: Slot op de pot!!!
2.
Sorry, ik dacht dat jij een man was. Jij liet je snor toch altijd staan?
Ik weet zeker dat jij van mij jouw Little Bitch wilde maken. Goh,
ja, ik kan, kon, twee woorden Engels spreken, kon het altijd al,
meer dan twee. Was jij in L.A.? Jij wel! Nee, Daddy’s Dearest, jij
zat in Het Land Der Goedkope Hoeren een vrouw als ik op afstand
in haar gladde gezicht te schijten. Voortaan beter mikken, lieverd.
Veeg nou die snor maar af.
3.
SEE YA
Hoe groter de haat, hoe groffer ik lijk te worden.
Hoewel ik zelf eerlijk gezegd niets grofs tussen
mijn woorden terug kan vinden. Die pen is een
zuiver zwaard en het enige wat ik naast schrijven
doe, is een schild ophouden zodat de lelijkheid
die op mij werd afgevuurd netjes afketst en tot de
rechtmatige eigenaar wederkeert. Noem mij de
vrouw die van het kwaad een boomerang maakt.
Oh well, hello Australia!
4.
Steek dat enkeltje naar de hel maar in je zak of in de fik.
Dacht je te zullen branden? Vuur is lief.
Waar jij heen ging, bestaat geen warmte, bestaat geen licht.
5.
Als je mij aanraakt, verander ik in mineraal gesteente, een zoutpilaar.
Niets van goud, geen hout, alleen ik en niemand’s adem om mij leven
in te blazen. Vandaag mag van mijn part zelfs God wegrotten in de hel.
Dat zei God zelf: Schrijf maar op. Niet dat het iets verandert, want
waar Hij/Zij/Het tevoorschijn komt, verdwijnt het niets en God naar
de hel brengen is wat ik steeds heb gedaan: met datzelfde zwaard het
kwaad uitbannen. Misschien was het altijd al de bedoeling dat ik tot het
eind der tijden oneindig alleen bleef.
6.
Goed, een laatste woord: dat jij graag in jouw eigen maaltijd schijt,
betekent niet dat ik jouw stront wil eten. Geef me een boterham met
pindakaas, zodat mensen kunnen denken: Hé, een broodje poep! –
of iets wat er op lijkt, en laat me dan alsjeblieft, alsjeblieft
de bloemetjes buiten gaan zetten. Omdat ik trek in jus d’orange heb,
drink ik sinaasappelsap. Variatie op een thema.
daar dans ik dan, in deze geweldige grootheid
groot als oneindig geweld
mijzelf als dans voorgesteld
die zijn leven bestaat uit pijn
is gewend pijnlijk levend te zijn
al dreef jij verzwolgen door misverstand
was jouw verzwolgen drijven niet mis te verstaan
bloeddruppels vallen hier zwart op wit
bloedend bloeien is de keerzijde van groei
Is een boom niet meer dan een mens
Wat geeft een mens nu eigenlijk
Een boom ademt, lucht en schaduw
Zijn takken deinen zachtjes op de wind
In hoeverre is de mens werkelijk
Behalve dan in de liefde van een kind
daar dans ik dan, in deze geweldige grootheid
groot als oneindig geweld
mijzelf als dans voorgesteld
Ik zuig het licht op
Van gestorven tragiek
Leef in de blinkende ogen
Van wie mij ziet
Omvat de ruimte
Zoals het onkenbaar immateriële
Ruimte geeft
Aan het universum om uit te dijen
Is het kleinste zo oneindig
Groot en onzichtbaar
Het draagt nog vele
Andere materiële universa
Op een andere onmogelijk te doorgronden manier
Doordringt dit oneindig kleine alle materie
Het nulpunt is de kern van alles dat vorm heeft
Zowel van binnenuit als van buitenaf ontsluit het
De mogelijkheid tot bestaan.
Let wel, lieve lezer
Dit is niet alles
De oneindigheid van het oneindig kleine is niet alles
En is in die zin niet zonder grens
Het absolute weten, kennen en begrijpen
Verschuift altijd in de tijd
Indien wij de massa van de zon exact konden bepalen
Dit is dan nog steeds niet alles en ook niet constant
Weet dit lieve lezer,
Ik verstoot alle massa ik
Leeg en zwaar als ik ben
De twijfel van het moment
Is wat je voelt dat aan je aandacht ontsnapt
Jijzelf bent het gewicht van het verlangen te zijn
Wat is de oneindigheid van het oneindig kleine toch gering
Achter de horizon vallen regendruppels
Daar is er ook een horizon die niet samenvalt met die van mij
Kon ik maar doorstoten in het rood van de ondergaande zon
Leven in de laaiende kleuren die mij doorstromen
De duisternis graait, een stille kracht slokt mij op
Zwart is de werkelijkheid die de onstuimigheid van mijn verlangen stilt
Ik ben verdwaald in de wereld terwijl zij in mij naar zichzelf zoekt
Alsof zij stil valt in de schitterende kalmte van een oranje ster
Straalt het Andere zo in mij van ver
Vergaan is ook dit licht
Wat is nu het verloop van tijd in dit gedicht
Slaag ik in mijn medemenselijkheid
Ik ben verdronken en de golven die mij opslokken
Zijn van een tastbaar goud
De golven die mij verdronken hebben
Spetteren vanuit de andere wereld
Ik heb gedronken, misschien was het teveel
Ik ben verdronken in de wereld die ik nooit zal zien als geheel
De oneindigheid van het oneindig kleine is niet alles
Een weldaad is het licht van de zon
Benedictie, deze zalving die in het oneindige begon
Implosie van de zichtbare wereld
Alles kantelt in het toekomstige zijn
En helt over in een oceaan van het allerkleinste
Het allerkleinste onveranderlijke deeltje zal zich dan ook openen
Om nu dan werkelijk het oneindige prijs te geven
Uiteindelijk staan wij dan met lege handen in de tijd
Bloeien de appelbomen op het topje van mijn vinger
En dansen de ooievaars tussen mijn wimpers
Stijgen zij op de natte thermiek van mijn lach en mijden de daalstromen
De oneindigheid van het oneindig kleine is niet alles
denkend aan Holland
zie ik brede riolen
dik door oneindig
laagland gaan,
rijen denkbaar
verdorde populieren
als hoge kale vingers
aan de einder staan;
wordt de zon langzaam
in grijze smog
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
staan de schandpalen
midden op het plein,
de goedendag
en ijzeren maagd
sussen het populistische
bekrompen brein,
land van eeuwige rampen
gevreesd en ongehoord
En als ik dan hoor dat
haar vader overleed
toen ze twee jaar was
en de nieuwe vriend
van haar moeder haar
sloeg tot opa en oma
haar uit huis haalden
omdat ook de vriend
zich dood had gereden
in een laatste poging
de liefde in een Opel
oneindig te maken
lees ik maar niet verder
en over de fouten heen
De rode vlek gemorste
Exota bezoedelt mijn
oneindig verlangen
naar de onbereikbaar
verloren tijd met jou
beiden verdwaalt in een
stomme film van
bevochten waarheden
welke zich lieten inpassen
als een desolaat ruikend
pashokje op zaterdagnamiddag
waar illusie keihard
door de ogen van de
spiegel wordt verbannen
geluidloos afgevoerd
naar het rangeer terrein
van gestolde dromen
hyperventilerend blijf ik
blazen door het rietje
wachtend op de bubbels
Recente reacties